Zuid-Oost Azië: Kampung Codex Alexandrinus De Atheense School

Zuid-Oost Azië: Kampung


Beeld van een kampung (dorpje): huizen, palmbomen en rijstvelden.

Codex Alexandrinus


Eén van de oudste en meest volledige Griekse handschriften van de Bijbel (LXX en NT); dateert uit de 5e eeuw.

De Atheense School


Detail uit het beroemde fresco van de Italiaanse renaissance schilder Rafaël: de Atheense school. Het fresco bevindt zich in de Vaticaanse Musea.
 

Psalm 3

De derde psalm is een morgenlied dat tot de verbeelding spreekt en dat ook het meest tot zijn recht komt als je je een voorstelling maakt van wat er beschreven wordt.

Oorlog en vijandschap
De psalm begint in vs. 1 met een situering: het is koning David die dit lied schreef, toen hij op de vlucht was voor zijn zoon Absalom. De geschiedenis is na te lezen in 2 Sam. 15-18. Men spreekt vaak over de 'opstand van Absalom', maar dit betekende bepaald niet een éénmans-actie. David zou echt niet op de vlucht hoeven te slaan als alleen zijn zoon tegen hem in opstand was gekomen. Een typering van David als zwakkeling is hier dan ook niet op zijn plaats.
Wat Absalom had gedaan, was het organiseren van een complete burgeroolog. In 2 Sam. 15:1-6 lezen we namelijk dat hij op een slinkse wijze het volk achter zich probeert te krijgen en zo 'het hart van de mannen van Israël stal' (vs. 6). De opstand beperkte zich echter niet tot het gewone volk, maar Absalom had zelfs aanhangers aan het hof van zijn vader David zelf. David moet begrepen hebben dat hij het vertrouwen aan het verliezen was, zelfs van zijn persoonlijke adviseurs (Achitofel, vs. 12). Vs. 12b vat het samen: 'En de verbintenis werd sterk en het volk kwam toe en vermeerderde bij Absalom'.
Kortom: een goed georganiseerde staatsgreep die gevolgd zou worden door een burgeroorlog. Het is dus niet overdreven als David in Psalm 3:2 zijn nood bij de Heere breng met de woorden: 'Hoe zijn mijn tegenpartijders vermenigvuldigd, velen staan tegen mij op!'

David kansloos
In vs. 3 zegt David wat hij hoort dat mensen over hem zeggen: Velen zeggen van mijn ziel: Hij heeft geen heil bij God. Dat was nogal duidelijk. Immers, het is niet bepaald een zegen van God te noemen voor David, dat dorp na dorp en stad na stad het vertrouwen in David opzegt en partij kiest voor zijn opstandige zoon Absalom. Als je naar de successen kijkt, en je legt succes uit als de zegen van God, dan heeft Absalom de Heere aan zijn kant staan. Zo dachten wellicht veel mensen in Israël. En wellicht is het voor bepaalde mensen in Israël ook de reden geweest om zich van David af te wenden, dat ze dachten dat de Heere zich van David had afgewend. Was dat immers bij Saul niet precies zo gegaan, toen de Heere hem verliet en hij mede daardoor de oorlog tegen de Filistijnen verloor (1 Sam. 28) en zelfmoord pleegde?
Simeï gooit stenen naar DavidHoe groot zal de verleiding voor David geweest zijn om het zijn tegenstanders na te zeggen: 'Ik heb geen heil (meer) bij God'? Temeer, toen Simeï David in 2 Sam. 16 achtervolgde met zijn vervloekingen: Ga uit, ga uit, gij, man des bloeds, en gij, Belials man! De HEERE heeft op u doen wederkomen als het bloed van Sauls huis, in wiens plaats gij geregeerd hebt; nu heeft de HEERE het koninkrijk gegeven in de hand van Absalom, uw zoon; zie nu, gij zijt in uw ongeluk, omdadt gij een man des bloeds zijt (vs. 7-8 SV). Wat was Davids reactie in vs. 10: Ja, laat hem vloeken, want de HEERE toch heeft tot hem gezegd: "Vloek David"! Het moet David helemaal te moede zijn geweest, hij zal zich door God verlaten hebben gevoeld, zoals in Ps. 22:2-3.

Maar ...!
Het is tegen genoemde achtergrond dat vs. 4 begint met een ferme tegenstelling: Maar Gij, HEERE! zijt een Schild voor mij, mijn eer, en die mijn hoofd opheft! Dit is bij uitstek taal van het geloof, zoals Hebr. 11:1 daarover schrijft: totaal niet zien dat God met je is en tóch zeggen: Maar Gij, HEERE! Zijt een Schild voor mij! Het laat iets zien van het wezen van het geloof, dat een bewijs is van de zaken die wij niet zien. David zag er weinig van dat de HEERE zijin Schild was en tóch geloofde hij daar dwars tegenin. Dat heeft alles te maken met die andere betekenis van het grondwoord voor 'geloof', namelijk met 'vertrouwen'. David vertrouwt op zijn Heere en God, zelfs als de nood tot aan zijn lippen stijgt. En juist omdat hij in God zijn vertrouwen blijft stellen, riep hij met zijn stem tot de HEERE (vs. 5). En de Heere beschaamt zijn vertrouwen niet, want Hij verhoorde mij van Zijn heilige berg. Soms lijkt het alsof God mijlenver weg is en hebben wij het idee dat God ons helemaal niet ziet, maar Gods Woord zegt het anders: Want de HEERE aangaande, Zijn ogen doorlopen de ganse aarde, om Zich sterk te bewijzen aan hen van wie het hart volkomen op Hem is gericht (2 Kron. 16:9). De nood kan soms inderdaad hoog komen, maar de Heere is een getrouwe Vader, Die u niet verzocht zal laten worden boven wat u vermoogt, maar Hij zal met de verzoeking ook de uitkomst geven, opdat u ze kunt verdragen (1 Kor. 10:13).

God waakt
Het gevaar dreigt van alle kanten, God lijkt verder weg te zijn dan ooit. En tóch in vertrouwen je toevlucht zoeken tot diezelfde God, dat geeft rust. Temidden van de spanningen kan David rustig slapen en weer wakker worden, omdat de HEERE hem ondersteunde (vs. 6). Bij het lezen van psalm 3 moest ik denken aan een geweldige geschiedenis die later plaats zou vinden en die beschreven wordt in 2 Kon. 6: Syrië is in oorlog met Israël, maar telkens als de Syrische koning zijn strategische plannen ten uitvoer brengt, is de koning van Israël daarvan op de hoogte, waardoor deze plannen verijdeld worden (8-10). Als de Syrische koning zich daar kwaad over begint te maken en op zoek gaat naar de verrader, krijgt hij van een van zijn dienaren het prachtige antwoord: Nee, mijn heer koning! Maar Elisa, de profeet, die in Israel is, geeft de koning van Israel te kennen de woorden, die gij in uw binnenste slaapkamer spreekt! (vs. 12). Daarop gebiedt de vorst om Elisa te halen en stuurt een leger naar Dothan waar Elisa op dat moment verblijft. En als in vs. 15 een knecht van Elisa wakker wordt en naar buiten kijkt, ziet hij tot zijn grote schrik een groot leger om de stad. Net als David wordt het hem bang te moede en in wanhoop vraagt hij aan Elisa: Ach, mijn heer, hoe zullen wij doen? Ook hier een radeloze angst, waarin de knecht van Elisa menselijkerwijs geen uitweg ziet en opnieuw een 'maar!', want Elisa zegt: Vrees niet; want die bij ons zijn, zijn meer, dan die bij hen zijn. En om dat te bevestigen bidt Elisa dat de HEERE de ogen van de jongen opent en dan ziet de knecht van Elisa met geloofsogen vurige paarden en wagens rondom Elisa (vs. 17). De jongen kan gerust zijn, want God strijdt voor Zijn kinderen.
David kan rusten, omdat God waakt. De Bewaarder van Israël slaapt en sluimert immers niet (Ps. 121:3-4)!

God strijdt
God waakt echter niet alleen, Hij voert ook de strijd aan. En omdat God strijdt, weet David zich zeker van de overwinning in vs. 9 van deze psalm: Het heil is des HEEREN; Uw zegen is over Uw volk! Opnieuw moet ik denken aan een geschiedenis uit de tijd van Elisa: 2 Kon. 7. Opnieuw is de Syrische koning Benhadad op het oorlogspad. Hij heeft Samaria is belegerd en in de stad heerst een verschrikkelijke hongersnood. Enkele melaatsen, die vanwege hun onreinheid niet in de stad mogen komen, verblijven buiten de stadsmuren en vrezen voor hun leven. Op het laatst beraadslagen deze melaatsen wat hen te doen staat (vs. 3-4): als ze de stad ingaan, zullen ze daar van de honger sterven, als ze blijven waar ze zijn, zullen ze eveneens van honger sterven. Dus waarom niet proberen om in het leger van de Syriërs wat eten te vinden? Sterven moeten ze toch, en dit biedt misschien nog enig soelaas. Vroeg in de morgen voeren ze hun plan uit en ontdekken dat het hele Syrische leger op de vlucht is geslagen. De reden? De Heere had het leger van de Syriërs een geluid laten horen van een groot leger wagens en paarden. De Syriërs hadden hun conclusie snel getrokken: de koning van Israël heeft de hulp van andere koningen ingeroepen (vs. 6) en maken dat ze wegkomen.
Hoe duidelijk komt hier tot zijn recht wat God zegt in Ex. 14:14 De HEERE zal voor ulieden strijden, en gij zult stil zijn!