Verzamel een groepje van volwassenen die nog niet kunnen lezen, leer hen de letters van het alfabet, laat ze een tijdje oefenen en ze kunnen de Bijbel lezen. Dat is alfabetiseringswerk. Toch?
En Bijbelvertalen: niets anders dan het vinden van de juiste woorden in een andere taal…
Alfabetiseringswerk
Was het maar zo! De praktijk is veel complexer. Het is heel belangrijk dat mensen zelf gemotiveerd zijn om te leren lezen en vooral waarom ze gemotiveerd zijn, wat ze willen doen met het lezen en/of schrijven. Als mensen de Bijbel willen kunnen lezen, is er nog een hele weg te gaan na het leren van het alfabet bijvoorbeeld. Dat is in het Nederlands ook zo, daar hebben we bijna de hele basisschooltijd voor! En wat als het enige boek in hun taal de Bijbel is? Dat maakt het voor mensen niet gemakkelijk om een geoefend lezer te worden!
Wat ook een belangrijk vraag is: welke methode gebruik je om mensen te leren lezen en schrijven? Er is niet een methode die het beste is. Dat is afhankelijk van veel verschillende factoren. Hoe ziet het alfabet eruit? Wat voor mensen willen leren lezen? Mannen of vrouwen, volwassenen of kinderen? Hoe zijn ze gewend te leren? Leren ze het gemakkelijkst in een klaslokaal of liever informeel? Begin je met het alfabet? Misschien begrijpen mensen dan niet dat letters – woorden – zinnen een betekenis hebben en haken ze af. Begin je liever met voorlezen van verhalen om te laten zien dat tekst betekenis heeft?
Er wordt veel geïnvesteerd in alfabetiseringsonderwijs aan volwassenen, maar we hebben ook de kinderen! Als kinderen goed leren lezen en schrijven, hebben ze er een heel leven lang profijt van en kunnen ze ook al jong de Bijbel lezen. Daarom hebben we ook goed nagedacht over het leren lezen en schrijven van kinderen op basisscholen. Hier zijn veel schrijnende situaties. Wereldwijd zijn er miljoenen kinderen die weliswaar naar school gaan, maar daar geen onderwijs krijgen in hun moedertaal. Ze zitten in de klas en luisteren naar onderwijs in een taal, waar ze nauwelijks wat van begrijpen. Het gevolg: slechte resultaten, leraren vinden de kinderen dom, de kinderen leren niets en gaan zelfs achterlopen in hun ontwikkeling, omdat ze hun moedertaal ook niet verder ontwikkelt. Conclusie: deze kinderen hadden meer geleerd, als ze niet naar school waren gegaan … Er valt veel te winnen met goed basisonderwijs in de moedertaal. Maar ook dat is weer makkelijker gezegd dat gedaan.
Dankzij dit vak heb ik (Erna) een veel beter beeld gekregen van wat alfabetiseringswerk inhoudt. En dat het ontzettend belangrijk is om vanaf het allereerste begin te luisteren naar en samen te werken met de mensen zelf. Zij kennen hun eigen cultuur veel beter dan ik en bovendien weten zij wat ze willen, waarvoor ze gemotiveerd zijn en wat werkt in hun situatie. Ik ben er om hun te dienen.
Taalkunde
De laatste maanden stonden voor mij (Michel) in het teken van taal, klankleer en grammatica. In de laatste drie weken hebben we een talenpracticum gedaan, waarin we al onze verworven kennis konden toepassen op het aanleren van het Kinyarwanda (taal in Rwanda). Een van de eigenaardigheden in deze taal is dat de toonhoogte van een lettergreep bepalend kan zijn voor de betekenis van een woord. Als een werkwoord met een lage toon uitgesproken wordt, bedoelt men ‘heel kort geleden’, maar als hetzelfde woord een hoge toon heeft, betekent het weer ‘lang geleden’. En zeg van een zwangere vrouw niet te snel dat ze een ‘dikke buik’ heeft, want als je de verkeerde toonhoogte gebruikt, dan betekent het woord ‘buik’ plotseling ‘luis’!
Dit waren enkele voorbeelden van fonologie (klankleer), maar grammatica is net zo boeiend. Kinyarwanda is namelijk een taal waarin je niet letterlijk woord-voor-woord kunt vertalen. Op een gegeven moment vroeg ik onze Rwandese taalhelper hoe je een bepaalde zin (!) in het Kinyarwanda kon vertalen. Het resultaat was slechts één woord: narahájimukubitanije: ‘een tijd geleden sloeg ik het kind dat daar stond en een voorwerp in zijn handen had’. De betekenis is een beetje banaal, maar het laat goed zien hoe geheel anders een bepaalde taal kan functioneren, dan je in je eigen taal gewend bent.
Het leuke was dat we dit talenpracticum van drie weken in een team van vijf studenten zonder docent en zonder lesboeken moesten uitvoeren. We hadden ‘slechts’ een Rwandese taalhelper tot onze beschikking die ons als ‘native speaker’ vertelde hoe je bepaalde woorden, zinnen en begrippen zegt in het Kinyarwanda. Met behulp van de data die we met hem verzamelden, maakten we een goede start met het analyseren van het Kinyarwanda. Het resultaat: een rapport van ca. 80 pagina’s lezenswaardige stof over het Kinyarwanda en een praktijkvoorbeeld van een situatie, zoals we die binnenkort op het veld kunnen meemaken.
Volgende week hopen we weer terug te gaan naar Nederland voor ons eerste verlof!