Het heeft best lang geduurd, maar in oktober kreeg ook ons gezin corona. Bijna een maand zijn we in quarantaine geweest. Sommigen van ons waren er best ziek van, vooral Obadja, dachten we. Maar Obadja’s symptomen bleken niet van corona, maar van een blindedarmontsteking. Zijn symptomen waren niet zo typisch, doordat zijn blinde darm keurig verstopt zat achter zijn dikke darm. Daardoor knapte hij aanvankelijk op, nadat zijn blinde darm was geperforeerd (gesprongen). Maar dat hadden we toen nog niet door. Verschillende dagen later kreeg hij weer koorts en namen we contact op met de polikliniek op ons centrum. Zelfs toen waren de bloedwaarden niet duidelijk alarmerend, maar er was gelukkig een collega die een echo kon maken en op basis daarvan besloot de chirurg van een missionair ziekenhuis elders in Papoea-Nieuw-Guinea dat Obadja waarschijnlijk toch een blindedarmontsteking had en dat hij Obadja snel wilde opereren.
Omdat er geen landingsbaan was in de buurt van dat ziekenhuis, vertrokken we twee uur
later per helikopter en een uur later lag Obadja al op de operatietafel. De
operatie duurde langer dan verwacht en na afloop vertelde de chirurg dat de
blinde darm al dagen geleden was geperforeerd en dat het een ‘big mess’ was van
binnen. Maar het was goed gegaan en de operatie was geslaagd. God had ons op
tijd in het ziekenhuis gebracht! Volgens de chirurg was hij zonder de operatie
snel doodziek geworden. Net voor de operatie was hij inderdaad al erg misselijk
geworden.
Gezien de ernstige ontsteking die er was, moest Obadja verschillende dagen in het ziekenhuis blijven en was hij nog een aantal dagen flink ziek.
Obadja kreeg een plekje op de afdeling chirurgie, één grote zaal met ongeveer dertig bedden en bijna evenveel patiënten. Verpleegkundigen meten temperatuur, bloeddruk en hartslag, prikken infusen, delen medicijnen uit en verzorgen wonden. Maar alle niet-medische zorg, zoals helpen bij het wassen, bed verschonen, beddengoed wassen (handwas), helpen naar het toilet gaan (buiten de zaal), pillen geven, drinken geven, eten halen en klaarmaken, dat wordt allemaal gedaan door de ‘wasman’ (van het Engelse ‘watch + man’). Dat is meestal een familielid, die bijna full time aanwezig is. Overdag zit de ‘wasman’ op het bed van de patiënt of op grond (stoelen zijn er niet), ‘s nachts slaapt hij of zij tussen de bedden op de grond. Tegenover Obadja zat een vader van een meisje dat met haar gezicht in het vuur gevallen was, al twee weken trouw naast haar bed. Hij vertelde mij dat hij niemand anders had dan God om op te vertrouwen en dat deed hij ook – blijmoedig.
Het besef van God afhankelijk te zijn was sterk, niet alleen bij patiënten, ook bij artsen en verpleegkundigen. Op het bordje bij de apotheek staat (vertaald): ‘Wij behandelen en Jezus maakt gezond’. Er werd veel gebeden, ook voordat de medicijnen werden uitgedeeld. Elke morgen werden we om 5 uur wakker gemaakt met de mededeling dat de dag begonnen was en direct daarna volgde dan een meditatie voor de hele zaal.
Het ziekenhuis waar we terecht waren gekomen is een missionair ziekenhuis dat
probeert om ondanks een beperkt budget toch vooral ook de allerarmsten te
helpen. Tegelijkertijd waren er diverse goed opgeleide (vaak buitenlandse)
artsen. Wat was ik dankbaar dat we hier mochten zijn! De medische mogelijkheden
tijdens Covid zijn beperkter dan ooit (Australië heeft haar grenzen gesloten)
en toch werd Obadja hier vakkundig geholpen, nota bene middels een
kijkoperatie.
Onwillekeurig begon ik dit Papoea-Nieuw-Guinese ziekenhuis te vergelijken met mijn ervaringen in Westerse ziekenhuizen in de afgelopen jaren, zowel in Australië als in
Nederland. Eigenlijk valt die vergelijking gewoon niet te maken, zo
verschillend qua cultuur, zorg, mogelijkheden aan diagnostiek en behandeling,
beschikbaarheid van artsen en ander medisch personeel, faciliteiten, om het nog
maar niet te hebben over de maaltijdservice. Ja, ik weet dat
ziekenhuismaaltijden echt niet altijd favoriet zijn, maar je krijgt ze wel!
Hier moest ik er zelf voor zorgen. En ik moest ook beddengoed meenemen en zelf
Obadja’s bed verschonen.
Toen ik in mijn gedachten aan het vergelijken was (wat ik niet had moeten doen), viel mij iets anders op. In Nederland zijn veel patiënten in het ziekenhuis eenzaam. Ze wachten op bezoek. En als het bezoek een half uur of een uurtje is geweest, wachten ze tot het bezoek de volgende dag misschien weer komt. Hier niet. Niemand is eenzaam. Zieke mensen laat je niet alleen. Ze hebben continue iemand tegen wie ze kunnen zeggen, dat ze dorst hebben of dat ze graag een rondje met de rolstoel willen (als die beschikbaar is, want er zijn er twee of drie voor de hele zaal). Of om te vertellen dat ze verdrietig zijn. Of misschien zeggen ze dat wel niet, want Papoea-Nieuw-Guineeërs weten, dat lijden bij het leven hoort en accepteren dat vaak veel makkelijker.
Alarmbelletjes bij de bedden zijn hier niet nodig (en ook niet beschikbaar).
Een ander verschil is, dat mensen hier blijkbaar weinig behoefte hebben aan privacy.
Iedereen ziet en hoort alles van elkaar, maar wat in Nederland wordt opgevat
als ongepaste nieuwsgierigheid, is hier gepast meeleven. Krijgt iemand een nare
boodschap, dan hoort iedereen het en is iedereen verdrietig met je. En andersom
geldt dat ook. Toen Obadja zijn eerste rondje kon lopen, was iedereen blij en
opgelucht met ons.
Het is ook helemaal niet raar om naar iemand te kijken. Ik ontdekte op een gegeven
moment dat verschillende mensen naar mij zaten te kijken, toen ik bedacht dat
ik zonnebloempitten aan het eten was. Ik had een zakje vol in mijn tas gestopt,
als makkelijke snack. Maar mensen om mij heen hadden het nog nooit gezien. Ze
vroegen wat het voor eten was, wilden maar wat graag ook proberen en vroegen of
ik het zelf uit mijn tuin had gehaald. Bijna alle Papoea-Nieuw-Guineeërs hebben
een tuin waar ze het gros van hun eten uit halen.
Er was een oude man in de zaal die geopereerd was aan zijn arm. Iedere keer als hij
medicijnen door zijn infuus kreeg, riep hij: ‘Mama!’ De hele zaal genoot
daarvan en dat was niet gemeen bedoeld. Er was een soort ‘samen’ gevoel. Het
gevoel bij elkaar te horen, omdat je hetzelfde meemaakt.
Ik was erg dankbaar dat ik – in tegenstelling tot de andere ‘wasman’ – een appartementje had op 10 minuten afstand lopen, waar ik kon douchen en eten kon klaarmaken. En waar we heen konden, toen Obadja na 5 dagen ziekenhuis ‘naar huis’ mocht. Nadat we nog een kleine week in de buurt gebleven zijn van het ziekenhuis, zijn we per klein vliegtuig weer teruggereisd naar huis. Dankbaar dat God Obadja’s leven heeft gespaard en onbedoeld een hele ervaring rijker!