Categoriearchief: Reizen

Een dodelijke slangenbeet

In deze weblog neem ik je mee in een emotionele rollercoaster als gevolg van een slangenbeet. Ik heb geen moeite gedaan om een en ander beknopt weer te geven, omdat het proces minstens zo belangrijk is als de feiten.

Het is woensdag, de laatste dag van mijn verblijf in Kiriwà. Twee weken lang ben ik in Aramba geweest zowel voor mijn eigen vertaalproject, alsook om mijn Russische collega Olga (zie foto) te begeleiden in haar eerste kennismaking met de naburige Neme-taalgroep die ze de komende jaren als vertaaladviseur hoopt te dienen.

Het Russische gezin dat ik begeleid in hun eerste contact met de Neme taalgroep

Ik vind die laatste dag voor vertrek altijd erg stressvol, omdat ik meestal veel te laat begin met opruimen, inpakken en alle andere klusjes die gebeuren moeten om mijn verblijf in het dorp netjes af te ronden. En bijna altijd gebeurt er op die laatste dag iets onverwachts…

Slangenbeet

In ons dorp Kiriwà hebben we een kleine bush-kliniek (soort huisartsenpost) met twee medisch geschoolde gezondheidswerkers. Vanmiddag, dinsdag, om half vier komt er een jongen naar het zendingshuis. De jongen vertelt dat een meisje van 9 jaar gebeten is door een slang en nu in de huisartsenpost ligt. Ze heet Yoyàm.

Papuan Black Snake

De gezondheidswerkers moeten snel contact leggen met een arts om te overleggen wat ze moeten doen, maar ze hebben geen beltegoed. Of hij bij mij beltegoed kan kopen. ‘Toevallig’ heb ik voor dit bezoek aan Aramba een grote hoeveelheid opwaardeerkaartjes meegenomen om te verkopen, omdat daar in dit afgelegen gebied veel vraag naar is. Ik geef hem een kaartje van 3 Kina, genoeg om een uur te kunnen bellen. Wat hadden ze gedaan als ik die opwaardeerkaartjes niet bij me had gehad? 
Even gaat het door mijn hoofd om met die jongen mee te gaan, maar ik realiseer me dat ik niet veel kan beginnen. Ze heeft nu medische hulp nodig en in dat opzicht heb ik weinig te bieden. Als Erna erbij was geweest, dan hadden we wellicht wat kunnen betekenen, maar ik heb geen enkele medische ervaring. Bovendien zijn er maar liefst twee gezondheidswerkers bij die ongetwijfeld ervaring hebben met slangenbeten. Misschien kan ik morgenvroeg nog even langs gaan om te kijken hoe het gaat en misschien wat pastorale hulp te verlenen. 

Klaar voor vertrek

De rest van de dag gaat op aan het opruimen en het klaarmaken voor vertrek. Ook de volgende dag ben ik daar nog de hele morgen mee bezig. In juni hopen we als gezin naar Aramba te gaan, en dan is het belangrijk om te weten wat er aanwezig is, wat we mee moeten nemen en welke onderhoudsklusjes er de volgende keer gedaan moeten worden. Maar ik merk, terwijl ik daarmee bezig ben, dat de gedachten aan dat meisje me niet loslaten. ‘In een ontwikkeld land zou ze meteen naar het ziekenhuis zijn gebracht.’ ‘Hebben ze hier wel de juiste medicijnen om haar te helpen?’ ‘Hebben de gezondheidswerkers de juiste kennis en vaardigheden in huis?’ ‘Je zou denken dat slangenbeten hier regelmatig voorkomen en dat ze dus wel ervaring zullen hebben.’ ‘Moet ik naar hen toegaan?’ ‘Maar ik kan toch niets voor hen betekenen.’ ‘Je bent een zendeling!’ 

Hulpvaardige dragers

‘Maar ik ben Bijbelvertaler, geen dominee.’ ‘Ik moet straks op tijd klaar zijn voor het vliegtuig, want dat kan niet lang wachten.’ ‘Is het niet je christenplicht om ernaar toe te gaan?’ ‘Of is het alleen maar nieuwsgierigheid waarom je zou gaan kijken?’ ‘Misschien kun je bidden voor het meisje, de gezondheidswerkers een hart onder de riem steken.’ 
En al opruimend bid ik voortdurend de Heere om het leven van dit meisje te sparen en … om mij duidelijk te laten zien wat ik moet doen. Wat een anticlimax zou het zijn als deze twee gezegende weken zou eindigen met de dood van dit 9-jarig meisje!
Precies om 11.30 ben ik klaar voor vertrek en dan horen we het vliegtuig aankomen. In no-time komen er mensen aandraven om ons te helpen met het dragen van onze spullen.

Waarom zo'n omweg?!

Ik ben van plan om bij aankomst van het vliegtuig aan Johnny, de piloot, te vragen of hij misschien een half uur wil wachten, zodat ik nog even naar dat meisje kan gaan. Maar ik zie daar al meteen vanaf als ik een jong gezin met drie kleine kinderen uit het vliegtuig zie stappen. 

Johnny, de piloot

Eén van de kinderen is nog een baby van 1 jaar. Ik word verrast door het feit dat ze Nederlands spreken! Ze komen uit de Gulf Province en zijn van plan om twee weken vakantie door te brengen in Ukarumpa. Normaal gesproken zou de vlucht naar Ukarumpa voor hen 40 minuten duren, maar om een of andere reden had de vluchtleiding hen als eerste opgepikt, in plaats van als laatste. En als gevolg daarvan zijn ze nu al 6 uur onderweg. “Waarom zo’n omweg?!” gaat het door mijn hoofd, “hadden ze dat niet beter kunnen plannen?!” En heet dat het is! Ik had erg met ze te doen en ik besluit om ervan af te zien om naar dat meisje te gaan. Per slot van rekening kan ik ook niet veel voor haar doen. 
Als we alles in het vliegtuig geladen hebben, en we klaar staan om weg te vliegen, komt één van de twee gezondheidswerkers naar mij toe en vraagt of hij kan bellen met een van de SIL-dokters in Ukarumpa. Het blijkt dat hij al die tijd geen enkele dokter heeft kunnen bereiken!
We overleggen even met de piloot en die is gelukkig flexibel genoeg om ons 50 minuten te geven. En terwijl ik met de gezondheidswerker meega, gaat de hele ploeg terug naar het zendingshuis.

In de huisartsenpost

Terwijl we naar de huisartsenpost lopen, ben ik druk aan het bellen om contact te krijgen met een dokter in Ukarumpa. De dokter gaat me terugbellen. Inmiddels zijn we aangekomen bij de huisartsenpost en zien we een ontroerend tafereel: het meisje ligt op een bed met haar linkerbeen helemaal verbonden.

Het door een slang gebeten meisje met haar ouders.

Links van het meisje zit haar vader die liefdevol haar hand vasthoudt, waarmee ze via een infuus antibiotica toedienen, iets wat overigens niet helpt tegen een vergiftiging. Rechts van het meisje zit haar moeder die haar dochter koestert. De tweede gezondheidswerker vertelt dat ze al symptomen van vergiftiging laat zien: haar ogen tranen, speeksel komt uit haar mond en haar spraak begint onduidelijk te worden. Tranen wellen op in mijn ogen, als ik besef dat we mogelijk heel weinig voor haar kunnen doen. Ik neem plaats bij het bed en terwijl ik wacht op het telefoontje van de dokter, neem ik de tijd om met de ouders voor het kind te bidden. We bidden in de machtige Naam van Jezus om een wonder van genezing en dat het niet te laat zal zijn.

Contact met de dokter

Daar gaat mijn telefoon, een van de dokters in Ukarumpa belt terug. Hij bevestigt waar ik al bang voor was, namelijk dat we niet veel meer kunnen doen. Ze heeft per direct antigif nodig en hij weet niet waar in het land dat beschikbaar is. En dan is het nog maar de vraag of we haar daarheen kunnen brengen. Op onze route terug naar Ukarumpa ligt een ziekenhuis, in Balimo. Ik vraag de dokter of hij voor mij een telefoonnummer heeft van dat ziekenhuis. Hij zoekt het op op Internet en vindt twee nummers. Op hoop van zegen – veel informatie over PNG op internet is niet up to date – proberen we de nummers: de eerste is niet in service, maar bij het tweede nummer krijg ik warempel contact met een receptioniste. Ik heb slechts één vraag voor haar: beschikken jullie over antigif tegen een giftige slangenbeet? Ze moet me het antwoord schuldig blijven en ze kan ook geen arts vinden die het antwoord wel weet. Ik antwoord dat we mogelijk een 9-jarig meisje bij hen komen brengen en dat ze klaar moeten staan op het vliegveld om haar op te vangen. Op dat moment weet ik echter nog niet eens of we het meisje wel kunnen vervoeren!

Het vliegtuig zit vol!

Mijn hersenen draaien op volle toeren als ik het telefoongesprek met het ziekenhuis in Balimo beëindig. We kúnnen het meisje niet eens vervoeren, want het vliegtuig zit vol. De dokter uit Ukarumpa had aangegeven dat het meisje zoveel mogelijk vlak moest liggen en dat ze bij vervoer per vliegtuig plat op de vloer moest liggen. Maar het is in dit land niet mogelijk om een kind zonder verzorg(st)er te droppen in een ziekenhuis. Haar vader of moeder zou dus mee moeten gaan, maar alle stoelen zijn al bezet. Bovendien zitten we met alle passagiers en bagage ook al aan de limiet qua gewicht wat het vliegtuig kan dragen. Ik loop naar buiten en geef me even over aan de tranen die onvermijdelijk opkomen. Alle opties die door mijn hoofd vliegen, zijn verre van ideaal. Ik bid God om wijsheid voor de komende minuten. De tijd begint te dringen, ik heb nog vijf minuten. 

Vijf minuten onder hoogspanning

Mijn analyse is dat in elk geval één persoon zijn plek moet opgeven en moet achterblijven om plaats te maken voor de vader of moeder van het kind. We zullen daarna ook een en ander aan bagage moeten achterlaten. Dat laatste is niet zo’n probleem, maar wie gaat z’n plek opgeven voor dit kind? Eén van de passagiers is een jongeman uit Mukfidèbèn, één van de vijf Aramba-dorpen en ik hoop van harte dat hij bereid is om zijn plaats op te geven om het leven van dit kind te redden. Diep van binnen verwacht ik dat ook van hem, maar deze jongeman heeft zijn eigen belangen. Hoe krijg ik hem zover? Morgen begint zijn tweede jaar aan de universiteit in Goroka. Als hij deze vlucht laat gaan, is de kans groot dat hij het hele jaar aan zich voorbij moet laten gaan. En zal hem dan later weer een plek gegund worden?

Vliegtuig dat ons komt ophalen: onze belangrijkste verbinding met de buitenwereld.

Ik besluit om dat te doen via mijn vriend Katawer, de hoofdvertaler van het Aramba-team. Nadat ik Katawer telefonisch op de hoogte heb gebracht van wat er moet gebeuren en hem heb verzocht om met zijn stamgenoot te praten, zie ik plan-B onder ogen. Als deze jongeman niet wil blijven, is het enige wat voor de hand ligt, dat ík mijn plaats opgeef. Slik. Het eerstvolgende SIL-vliegtuig om mij op te pikken, is drie weken later. Tenzij ik een vliegtuig charter voor zo’n drieduizend dollar! Ik ben door mijn eten heen en deze tijd van het jaar is de voedselvoorziening in het dorp het schaarst. Om nog niet te spreken over mijn eigen gezin in Ukarumpa. Erna staat er volledig achter dat ik af en toe een aantal weken in Aramba ben, maar we houden als richtlijn altijd twee of hooguit drie weken aan. En dit zou dan vijf weken worden! Bovendien is het momenteel ook in Ukarumpa niet gemakkelijk met alle corona-maatregelen die nog steeds een impact hebben en zijn tol eisen. En dan is het ook nog niet eens zeker dat ze daar in Balimo tegengif hebben… Ik denk zelfs even: ‘Maar wat als ik hier niet was geweest, hoe zouden ze het dan hebben opgelost?’ Het antwoord is duidelijk: dan hadden ze niets kunnen doen. En met kracht komt het binnen: ‘Maar jij bént niet ‘niet hier’! Is dit niet Gods perfecte timing, dat jij hier bent om dit meisje te helpen?’ Zal ik straks blij zijn als ik thuis ben, verenigd met mijn vrouw en kinderen en een dag later hoor dat het meisje is overleden?! 

Ik bel Erna, leg de situatie uit en die fantastische vrouw zegt: ‘Doe wat je hart je ingeeft om te doen! Wat je ook besluit, ik sta erachter.’ Op dat moment belt Katawer om te zeggen dat de jongeman per se naar Goroka wil. De vijftig minuten zijn op en ik besluit om mijn plek in het vliegtuig op te geven en hier drie weken langer te blijven.

Overleg met de piloot

Ik bel Johnny, de piloot, en deel mijn besluit mee, waarna we teruglopen naar het vliegtuig. Ondertussen maken de gezondheidswerkers het meisje klaar voor vertrek. Aangekomen bij het vliegtuig overleggen we over mijn besluit om te blijven en op dat moment komt Katawer naast me staan en slaat als een oudere broer een arm om me heen, iets wat hij nog nooit heeft gedaan. Het is alsof hij zeggen wil: ‘Ik voel met je mee, maar wij zullen voor je zorgen!’ Ik koester dat moment. Maar het gaan drie moeilijke weken worden. 

Terwijl Johnny met de vluchtleiding in Ukarumpa belt om toestemming te krijgen voor het hele gebeuren, halen wij ondertussen mijn spullen uit het vliegtuig. Halverwege komt er een 5 seconden telefoontje van Erna tussendoor: of het niet mogelijk is om Zakhar, het zoontje van mijn Russische collega’s op schoot te nemen? Dat levert een extra zitplaats op. Ik had al wel aan die optie gedacht, maar verondersteld dat de piloot dit wel bedacht zou hebben als het een optie was. De ervaring heeft mij echter geleerd om naar de wijze ideeën en suggesties van mijn vrouw te luisteren, dus tegen beter weten in geef ik de suggestie door aan de piloot. Die rekent voor een halve minuut en zegt …: ‘Ja, dat is misschien een optie. Maar dan moeten we nog steeds bagage achterlaten.’ 

We halen het hele vliegtuig weer leeg en wegen afzonderlijk alle passagiers en alle tassen en dozen om erachter te komen wat het precieze totale gewicht van het vliegtuig is. Nu begrijp ik waarom piloten goed moeten zijn in rekenen en wiskunde. Uiteindelijk moet er 50kg achterblijven. We besluiten om een lege 40kg gasfles van een collega in ons dorp achter te laten en verder 10kg van mijn eigen bagage. 

De rest gaat weer in het vliegtuig, inclusief de passagiers en het vliegtuig taxiet naar de huisartsenpost, die verderop aan het einde van de landingsbaan ligt. En de Aramba jongeman en ik zitten allebei in het vliegtuig. Ik slaak een diepe zucht, dank God voor deze oplossing en bid dat de rest ook goed mag aflopen.

Het meisje wordt op een brancard van bananenbladeren naar het vliegtuig gebracht. Op de achtergrond de huisartsenpost van het dorp.
Het meisje wordt voorzichtig op de vloer van het vliegtuig gelegd.

We vertrekken ... met het meisje!

Het meisje, Yoyàm, is ondertussen klaargemaakt voor vertrek en wordt op een brancard van kokosnootpalmbladeren naar het vliegtuig gedragen. Ze krijgt een plekje op de grond van het vliegtuig en haar vader neemt plaats op een stoel naast haar. De piloot draait het vliegtuig en taxiet naar het uiterste einde van de landingsbaan, want hij verwacht elke meter nodig te hebben om op te kunnen stijgen. Ik zit op de plaats van de co-piloot, dus zie alles wat er gebeurt. Ik houd mijn adem in als het vliegtuig snelheid probeert te maken. Aan het einde van de landingsbaan staan bomen. 

Normaal gesproken kunnen er maximaal 10 mensen in het vliegtuig, inclusief de piloot. Nu vertrekken we met maar liefst 14 mensen! In mijn beleving scheren we rakelings langs de boomtoppen van het bos aan het einde van de landingsbaan. Maar we zitten in de lucht. We zitten in de lucht! En iedereen is mee: de jongeman, Yoyàm met haar vader en ikzelf. Dank U, Heere God!

Landing in Balimo

De 50 minuten die ik had gekregen van de piloot waren intussen 110 minuten geworden en terwijl we wegvlogen maakt de piloot over de radio contact met de vluchtleiding in Balimo en in Ukarumpa om zijn gewijzigde vluchtschema door te geven. 

Balimo ligt op 6 minuten afstand van een vliegveld waar we sowieso moeten landen om bij te tanken, dus gelukkig hoeven we niet ver om te vliegen. Om twee uur landen we in Balimo, 22 uur nadat Yoyàm door de slang was gebeten. Hoe lang heeft ze nog te leven? Zal ze het redden? Zal er antigif beschikbaar zijn? 

Terwijl het vliegtuig cirkelt over Balimo, zien we al snel een ambulance klaar staan op het vliegveld. Johnny zet het vliegtuig aan de grond en het ambulance personeel komt meteen om het meisje over te nemen. We zien dat de ambulance weg rijdt van de landingsbaan en even verderop stil blijft staan. Een aantal mannen stappen uit en beginnen ons uitbundig uit te zwaaien. Hopelijk is dat een goed teken. 

We weten nog steeds niet of het meisje hier tegengif kan krijgen. We hebben gedaan wat we konden en nu mogen we Yoyàm overgeven aan de Heere, en aan het medisch personeel in Balimo.

Ambulance staat klaar op het vliegveld in Balimo.

Het blijft spannend

De rest van de vlucht blijft het spannend. Aangekomen in Kawito, ons ’tankstation’, regent het pijpenstelen. Johnny maakt zich ongerust. Gelukkig kunnen we net onder het wolkendek doorvliegen en is de landingsbaan net zichtbaar. We kunnen dus in elk geval landen, maar hij weet niet of het grondpersoneel in deze regen zal kunnen tanken. Hoog in de lucht hadden we al gezien dat de regen niet snel zal stoppen. En mogelijk moeten we hier dus met z’n allen overnachten. Geen flauw idee hoe dat zal moeten…

MAF-medewerkers tanken het vliegtuig bij in de stromende regen.

Wat schetst onze vreugde, als het grondpersoneel bereid is met een paraplu op een ladder het vliegtuig bij te tanken?! Als het om helpen gaat, zijn Papoea-Nieuw-Guineeërs niet de beroerdsten. Na een korte tankpauze stijgen we weer snel op. De piloot zit bijna aan het maximum van zijn vlieguren voor vandaag (12 uur) en zal er met 20 minuten overheen gaan, wat normaal gesproken absoluut verboden is vanwege de strenge veiligheidseisen. Als het straks in Ukarumpa bewolkt is, moeten we doorvliegen naar het nationale vliegveld Nadzab (bij Lae) en alsnog daar overnachten. 

En ja hoor, als we Ukarumpa naderen, zien we nog steeds een hoop grijze kleuren. Toch wordt het grijs wat lichter en ziet de piloot kans om veilig te landen in Ukarumpa.

Thuis

Dat markeert het einde van een slopende dag: een 12+-urige werkdag voor de piloot, een 10-uur durende reis voor het gezin met de drie kleine kinderen (in plaats van de normale 40 minuten!) en een hoop stress. 

God is goed!

Twee dagen later bel ik Katawer om te vragen hoe het met het meisje is. Voordat ik iets kan zeggen, begint hij te praten en spreekt hij zijn dank uit namens zijn dorpsgenoten. Ik heb hem nog nooit zoveel woorden van waardering horen uitspreken en hij zei: ‘Deze keer heb ik iets geleerd!’ En ik vroeg: “Wat heb je geleerd?” En hij zei: “Jouw besluit om je plaats op te geven en hier nog drie weken te blijven, heeft ons enorm veel gedaan. Dat was een enorm voorbeeld voor ons. Je gaf ons het voorbeeld om het belang van anderen boven je eigen belang te stellen. Dat betekent heel veel voor ons!’ Ik zei: ‘Dat is wat Jezus voor ons heeft gedaan.’ En ik prees de Heere voor deze mogelijkheid om Zijn voorbeeld te volgen. 

‘Maar hoe zit het met het meisje?!’ vraag ik. En Katawer zegt: ‘Het gaat goed met haar! Ze is weer begonnen met eten!’ Loof de Heere dat Hij al onze inspanningen heeft gezegend om het leven van dit meisje te redden!

Reflectie

Achteraf begrijp ik nu waarom de vluchtleiding van SIL zo’n in onze ogen vreemd vluchtschema had gemaakt, want: als dit Nederlandse gezin als laatste was opgepikt, dan had de gezondheidswerker niet geprobeerd om met mij in contact te komen, en dan was het meisje overleden. 

Achteraf ben ik nog steeds bezig met het verwerken van het feit dat de Heere pas een oplossing gaf toen ik het besluit had genomen om daar nog drie weken te blijven; en toen ik die beslissing had genomen, was het niet meer nodig! 

Ik hoop en bid dat de Heere deze gebeurtenis wil gebruiken om iets moois uit te werken onder de Aramba mensen.

Soli Deo gloria!

Weer thuis in Nederland

Na een lange reis van vier dagen, inclusief tussenstops en overstappen, zijn we dan eindelijk weer in Woudenberg beland. Zo’n reis is spannend, vermoeiend en heeft toch ook weer zijn leuke en grappige kanten. In Hongkong trekken we met meer dan één kind altijd de aandacht als we over het vliegveld lopen. Camera’s worden tevoorschijn gehaald en vriendelijke Chinezen proberen maatjes te worden met de kinderen. In het vliegtuig is het altijd weer een verrassing wat we voor eten krijgen en er is overal natuurlijk zoveel te zien. Op de langste vlucht, van Hongkong naar Frankfurt, waren we gezegend met maar liefst 10 extra, onbenutte zitplaatsen, waardoor de kinderen lekker languit konden slapen, in plaats van zittend in een stoel.
20171025 - Josia in vliegtuigNu zijn we weer in Woudenberg en dat voelt als vanouds: opgehaald en begroet door familie, op zondag naar de eigen gemeente, op maandag naar de vertrouwde Wartburg en op dinsdag zelfs opa en oma morgen op school! We willen iedereen hartelijk bedanken die eraan heeft bijgedragen om onze overgang naar Nederland zo gemakkelijk mogelijk te maken: familie, vrienden, gemeenteleden, jufs en meesters, klasgenootjes, ontmoetingen in de gemeente, bij het koffiedrinken na de dienst, in de winkel, op school, aan huis, via email of anderszins.

Op dit moment zijn we hard bezig om onze jetlag weg te werken. Het blijft een raar fenomeen om aan het einde van de middag plotseling van de ene op de andere minuut overvallen te worden door zo’n enorme vermoeidheid dat je denkt dat je een hele dag kunt slapen. Maar midden in de nacht ben je toch weer klaar wakker. Men zegt dat je voor elk uur tijdsverschil een dag nodig hebt om in het normale ritme te komen. Bij ons komt dat neer op acht dagen. Dat klopt wel zo’n beetje met onze ervaring, maar we hopen er altijd weer op dat het dit keer iets sneller gaat.

Een van de meest gestelde vragen die we krijgen, is: ‘Hoe is het weer om in Nederland te zijn?’ Afhankelijk van de context geven we dan verschillende antwoorden. Soms benadrukken we het vertrouwde, zoals hierboven beschreven. Andere keren benadrukken we het ‘lekkere’, zoals bruin brood met kaas of het eerste wat Josia ’s morgens zegt, als hij wakker wordt: pepernoten! Mensen denken vaak dat we het hier wel koud zullen vinden, maar mooier oktoberweer kunnen we ons in Nederland nauwelijks voorstellen. Daarbij is het ook genieten van de kleurrijke herfst.

Dit keer willen we de vraag ook eens van een ander gezichtspunt bekijken. En dat is dat het met behoud van al het bovenstaande, ook heel vreemd is om weer in ons eigen land en woonplaats te zijn. Je moet weer aan zoveel dingen wennen: o ja, het stuur in de auto zit links en we rijden rechts. Bij het afslaan gaan nog steeds vaak de ruitenwissers aan, in plaats van het knipperlicht. Eén dag na aankomst reden we de Dorpsstraat in. We waren zo onder de indruk van de nieuwe parkeerplaats en de toegang daartoe dat we de borden over het hoofd zagen en plotseling tegen het verkeer in reden. Blijkbaar is het toch niet altijd even verstandig om te ‘doen wat we altijd zo hebben gedaan’. Zondagmorgen in de kerk, komt de kerkenraad binnen en zegt Obadja: ‘Zijn dat allemaal dominees?’ Winkelen is ook al zo vreemd: bij vrijwel elk product moet je kiezen welke variant je wilt. Wil je de goedkoopste of de beste, of – helemaal goed – de goedkoopste beste? Of toch maar de beste goedkoopste?
Het is ook een ontdekking – op zondagmorgen – om je te realiseren dat we nog helemaal geen Nederlands contant geld hebben, laat staan collectemunten.

Al met al overheerst de dankbaarheid, dat we veilig geland zijn op Nederlandse bodem. Dankbaar, dat we weer tussen de mensen mogen zijn die ons lief en dierbaar zijn. Dankbaar, dat het al die tijd met de zwangerschap van Erna zo goed is gegaan. In het licht van eerdere ervaringen, is dat altijd weer een wonder van genade.

In de komende tijd hopen we velen van u / jullie te ontmoeten en we zien uit naar een gezegende tijd in Woudenberg.

Hartelijke groet,

Michel en Erna,
Hannah, Ruth, Obadja, Josia en …

‘Mee’ naar Papoea-Nieuw-Guinea

Vertrek vanuit Woudenberg

Vertrek vanuit Woudenberg

De auto staat klaar om te vertrekken naar Schiphol. Terwijl ik (Erna) Josia oppak om hem in de auto te zetten verrast hij me met zijn nieuwe woordje ‘mee’. Ja, natuurlijk mag je mee! We gaan terug. Ons verlof is goed geweest, maar we weten en ervaren dat onze plek nu in Papoea-Nieuw-Guinea (PNG) is. We beginnen dus aan de lange, 38 uur durende, spannende en vermoeiende reis. Op Schiphol checken we onze koffers in. Om een of andere reden duurt dat erg lang en worden er verschillende telefoontjes gepleegd. Heeft het ermee te maken dat we met elf paspoorten reizen? Zes stuks geldige nieuwe paspoorten plus 5 oude paspoorten met ons visum voor PNG. De oude paspoorten zijn ongeldig gemaakt, met uitzondering van de visumpagina. Alleen Josia heeft het visum in zijn nieuwe paspoort. De dame achter de incheckbalie vertelt tot onze vreugde dat de bagage helemaal doorgelabeld mag worden naar Port Moresby, de hoofdstad van PNG. Helaas is ze even later niet tevreden met het gewicht van sommige koffers, hoewel het totaal gewicht in orde is. Onze koffers gaan dus open en na wat schuiven mogen ze door. Helaas is de dame inmiddels afgewisseld door haar collega die niet kan doorlabelen naar PNG. Onze koffers krijgen dus een label tot aan Hong Kong, daar moeten we dan maar verder zien. We gaan afscheid nemen van familie en vrienden die helemaal naar Schiphol zijn gereisd om ons uit te zwaaien.

Wat leuk om uitgezwaaid te worden!

Wat leuk om uitgezwaaid te worden!

Een moeilijk moment, tegelijkertijd een moment waarop we beseffen hoe verbonden we zijn – en blijven. Daar gaan we dan, uitgezwaaid vanuit de verte. De eerste beproeving komt al snel. We willen nog btw terugvragen en dat blijkt alleen te kunnen voor de security checkpoints in Vertrekhal 3, terwijl wij in Vertrekhal 1 staan. Michel moet dus terug, terwijl Erna met de vier kinderen door het checkpoint gaat. Laptops, telefoons, drinken, gels, etc. moeten uit de tassen en alles wordt gescand. Josia moet uit de draagdoek en wij zelf worden ook een voor een gescand. Hannah neemt Josia gelukkig even over. Na de scan worden we ook nog allemaal gefouilleerd, inclusief Josia, tot groot vermaak van de kinderen. Ik kom erachter dat ik maar drie van de zes paspoorten heb en hoop maar dat Michel de andere drie heeft. We zoeken een paar stoelen om op papa te wachten. We komen er achter dat in deze samenstelling van moeder met vier kinderen en 5 stuks bagage toiletbezoek erg lastig is, we wachten dus tot papa weer bij ons is, met de 3 overige paspoorten trouwens.

Even poseren voordat we in het vliegtuig stappen ...

Even poseren voordat we in het vliegtuig stappen …

Even later genieten we van onze laatste portie friet met kipnuggets bij de Burger King, en niet het minst van het ballenbad naast onze tafel. De kinderen kunnen even lekker bewegen voordat we vertrekken naar de gate en ons installeren in het eerste vliegtuig naar Frankfurt. Eenmaal in het vliegtuig, duurt het erg lang voordat we vertrekken:  40 minuten vertraging, terwijl we maar 1 uur en 20 minuten overstap tijd hebben.

Doorlopen dus op Frankfurt. We komen aan in zone A en het volgende vliegtuig vertrekt van zone Z! De kinderen zijn moe, maar lopen dapper met hun kleine koffertje achter zich aan. Op tijd komen we aan bij de gate naar Hong Kong. In het vliegtuig herinneren de kinderen ons aan de beloofde cadeautjes en genieten van het uitpakken (bedankt, gevers!).

Josia mag een cadeautje uitpakken

Josia mag een cadeautje uitpakken

Verder zijn we druk met eten. Omdat Josia geen eigen stoel heeft, maar de hele reis gezellig op schoot zit, eten Michel en ik om de beurt, terwijl we de andere kinderen helpen met eten. Hannah zit aan de overkant van het gangpad en redt zich prima alleen. De vlucht verloopt goed. Hannah en Obadja slapen opgerold in hun stoel, Ruth kan de slaap niet goed pakken, Josia slaapt een aantal uur en Michel en ik dutten af en toe even in. De kinderen vermaken zich verder met videootjes op hun eigen schermpje van de vliegtuigstoel. Gek genoeg word je tijdens zo’n reis een beetje duf en ook de kinderen doen weinig meer, ook al hebben ze genoeg puzzeltjes, spelletjes en leesvoer bij zich. We ontbijten in het vliegtuig en kort daarop, na het uitstappen, is het al 3 uur ’s middags, want in Hong Kong is het 6 uur later. ‘Mam, is China een stadje in Nederland?’, ik schiet in de lach. Door al het reizen is het soms lastig om concepten stad en land goed uit elkaar te houden. Is er nou echt zoveel verschil tussen een reis per trein naar Rotterdam en een nacht in het vliegtuig? En als we met het SIL vliegtuig gaan, reizen we wel per vliegtuig, maar blijven we toch weer in hetzelfde land. En aan de taal kun je het ook al niet zeker weten, want in PNG zijn dat er 830…

In Hong Kong worden we opgewacht door met mondkapje gemaskerd luchthavenpersoneel met een apparaatje in hun hand. Michel moet z’n hoed afdoen en ongevraagd controleren ze op afstand of we koorts hebben! Je zou het er prompt van krijgen. Maar gelukkig hebben we het geen van allen! Voor ons ook opnieuw een gebedsverhoring, want met zieke kinderen reizen lijkt ons bijna onmogelijk.

We kunnen onze koffers niet afhalen, want daarvoor zouden we door de douane moeten, terwijl we geen visum hebben voor Hong Kong. De balie van Air Niugini (onze vliegmaatschappij voor de volgende vlucht) is nog niet open en het duurt een poos voordat we iemand hebben gevonden die ons kan helpen. Ja, onze zes koffers worden voor ons opgezocht en gelabeld naar Hong Kong. Wat? Zes koffers? We hadden er zeven. Verbaasd kijken we naar onze zes tickets, waar is de zevende? De dame achter de balie blijft gelukkig vriendelijk en beloofd een zoekactie.

Wachten op het vliegtuig...

Wachten op het vliegtuig…

Na een uur mogen we terugkomen. ‘We moeten bidden’, zegt Ruth. Natuurlijk!  Samen bidden we of we met zeven koffers in PNG mogen aankomen. We zoeken een rustig plekje waar de kinderen een beetje kunnen bewegen en gaan op jacht naar een paar flesjes drinken. Dat blijkt iets lastiger, omdat we geen Hong Kong-se dollars hebben en voor een beetje drinken eigenlijk geen geld willen wisselen, maar het lukt. Een uur later blijkt de zevende koffer gevonden. Bovendien is het geen probleem dat we eigenlijk iets te veel kilo’s hebben volgens de bagage regels van Air Niugini, er wordt tenminste met geen woord over gerept. Looft de Heere!

Ondertussen lezen we het nieuws dat er in Port Moresby stakingen zijn begonnen op de nationale vluchten en dat er diverse vluchten zijn geannuleerd. Oeps, zou dat overslaan naar het internationale vliegverkeer? …. Het vliegtuig vertrekt gewoon. Bij het instappen begint Obadja een enthousiast verhaal in het Nederlands tegen een stewardess, die hem vriendelijk aanhoort en doet alsof ze er iets begrijpt …  Door het tijdsverschil is nu na ons ontbijt het diner weer aan de beurt. De cadeautjes en filmpjes passeren weer, opgerolde kinderen in hun stoel… Het is nog donker als we ongeveer half vijf in de ochtend landen in Port Moresby. Zouden alle zeven koffers zijn aangekomen? Hannah installeert zich aan het begin van de rolband en na een poos wachten, komt ze er enthousiast aanhollen, de eerste koffer is op komst is en de andere zes volgen kort daarna. Voor ons een wonder dat dat zo goed is gegaan! Nu nog door de douane. Een medewerker van het vliegveld komt ons halen uit de lange, lange rij en zet ons vooraan in een andere rij. Reizen met kinderen heeft zo zijn voordelen! Even later nog een spannend moment: moeten alle koffers open? Mogen we onze kaas uit de handbagage houden? Alles gaat goed, het blijft allemaal bij een scan en even later ontmoeten we de chauffeur die ons naar een zendingsgasthuis brengt om even uit te rusten en te ontbijten.

Obadja ploft neer ... en slaapt

Obadja ploft neer … en slaapt

Obadja is te moe en valt in een onmogelijke houding op een bank in slaap. Tegen negenen komt de chauffeur ons weer halen en brengt ons naar de MAF hangar, waar het kleine acht persoonsvliegtuigje vertrekt. Alles gaat op de weegschaal, ook wijzelf: deze laatste vlucht betalen we niet per persoon, maar per kilo. Er is nog geen brandstof voor het vliegtuig, dus wachten we nog een half uur tot het tanken klaar is. De piloot bepaalt waar we zitten, want het gewicht moet evenwichtig verdeeld worden. Even later zien we vanuit de lucht bekende beelden. Bomen – overal, bergen, rivieren die ertussen door slingeren, af en toe een verzameling hutjes: Papoea-Nieuw-Guinea!

Bij het landen wacht ons een grote verrassing, verschillende Nederlandse collega’s staan ons met hun kinderen op te wachten. Dat hadden we niet verwacht, een warm welkom na zo’n vermoeiende reis. Nog een korte rit in een busje en we zijn … thuis! Thuis in een warm en zonnig Papoea-Nieuw-Guinea.