Tag archieven: cultuur

Obadja in het ziekenhuis!

Het heeft best lang geduurd, maar in oktober kreeg ook ons gezin corona. Bijna een maand zijn we in quarantaine geweest. Sommigen van ons waren er best ziek van, vooral Obadja, dachten we. Maar Obadja’s symptomen bleken niet van corona, maar van een blindedarmontsteking. Zijn symptomen waren niet zo typisch, doordat zijn blinde darm keurig verstopt zat achter zijn dikke darm. Daardoor knapte hij aanvankelijk op, nadat zijn blinde darm was geperforeerd (gesprongen). Maar dat hadden we toen nog niet door. Verschillende dagen later kreeg hij weer koorts en namen we contact op met de polikliniek op ons centrum. Zelfs toen waren de bloedwaarden niet duidelijk alarmerend, maar er was gelukkig een collega die een echo kon maken en op basis daarvan besloot de chirurg van een missionair ziekenhuis elders in Papoea-Nieuw-Guinea dat Obadja waarschijnlijk toch een blindedarmontsteking had en dat hij Obadja snel wilde opereren. 

Omdat er geen landingsbaan was in de buurt van dat ziekenhuis, vertrokken we twee uur
later per helikopter en een uur later lag Obadja al op de operatietafel. De
operatie duurde langer dan verwacht en na afloop vertelde de chirurg dat de
blinde darm al dagen geleden was geperforeerd en dat het een ‘big mess’ was van
binnen. Maar het was goed gegaan en de operatie was geslaagd. God had ons op
tijd in het ziekenhuis gebracht! Volgens de chirurg was hij zonder de operatie
snel doodziek geworden. Net voor de operatie was hij inderdaad al erg misselijk
geworden.

Gezien de ernstige ontsteking die er was, moest Obadja verschillende dagen in het ziekenhuis blijven en was hij nog een aantal dagen flink ziek.

Obadja kreeg een plekje op de afdeling chirurgie, één grote zaal met ongeveer dertig bedden en bijna evenveel patiënten. Verpleegkundigen meten temperatuur, bloeddruk en hartslag, prikken infusen, delen medicijnen uit en verzorgen wonden. Maar alle niet-medische zorg, zoals helpen bij het wassen, bed verschonen, beddengoed wassen (handwas), helpen naar het toilet gaan (buiten de zaal), pillen geven, drinken geven, eten halen en klaarmaken, dat wordt allemaal gedaan door de ‘wasman’ (van het Engelse ‘watch + man’). Dat is meestal een familielid, die bijna full time aanwezig is. Overdag zit de ‘wasman’ op het bed van de patiënt of op grond (stoelen zijn er niet), ‘s nachts slaapt hij of zij tussen de bedden op de grond. Tegenover Obadja zat een vader van een meisje dat met haar gezicht in het vuur gevallen was, al twee weken trouw naast haar bed. Hij vertelde mij dat hij niemand anders had dan God om op te vertrouwen en dat deed hij ook – blijmoedig.

Het besef van God afhankelijk te zijn was sterk, niet alleen bij patiënten, ook bij artsen en verpleegkundigen. Op het bordje bij de apotheek staat (vertaald): ‘Wij behandelen en Jezus maakt gezond’. Er werd veel gebeden, ook voordat de medicijnen werden uitgedeeld. Elke morgen werden we om 5 uur wakker gemaakt met de mededeling dat de dag begonnen was en direct daarna volgde dan een meditatie voor de hele zaal.

Het ziekenhuis waar we terecht waren gekomen is een missionair ziekenhuis dat
probeert om ondanks een beperkt budget toch vooral ook de allerarmsten te
helpen. Tegelijkertijd waren er diverse goed opgeleide (vaak buitenlandse)
artsen. Wat was ik dankbaar dat we hier mochten zijn! De medische mogelijkheden
tijdens Covid zijn beperkter dan ooit (Australië heeft haar grenzen gesloten)
en toch werd Obadja hier vakkundig geholpen, nota bene middels een
kijkoperatie.

Onwillekeurig begon ik dit Papoea-Nieuw-Guinese ziekenhuis te vergelijken met mijn ervaringen in Westerse ziekenhuizen in de afgelopen jaren, zowel in Australië als in
Nederland. Eigenlijk valt die vergelijking gewoon niet te maken, zo
verschillend qua cultuur, zorg, mogelijkheden aan diagnostiek en behandeling,
beschikbaarheid van artsen en ander medisch personeel, faciliteiten, om het nog
maar niet te hebben over de maaltijdservice. Ja, ik weet dat
ziekenhuismaaltijden echt niet altijd favoriet zijn, maar je krijgt ze wel!
Hier moest ik er zelf voor zorgen. En ik moest ook beddengoed meenemen en zelf
Obadja’s bed verschonen.

Toen ik in mijn gedachten aan het vergelijken was (wat ik niet had moeten doen), viel mij iets anders op. In Nederland zijn veel patiënten in het ziekenhuis eenzaam. Ze wachten op bezoek. En als het bezoek een half uur of een uurtje is geweest, wachten ze tot het bezoek de volgende dag misschien weer komt. Hier niet. Niemand is eenzaam. Zieke mensen laat je niet alleen. Ze hebben continue iemand tegen wie ze kunnen zeggen, dat ze dorst hebben of dat ze graag een rondje met de rolstoel willen (als die beschikbaar is, want er zijn er twee of drie voor de hele zaal). Of om te vertellen dat ze verdrietig zijn. Of misschien zeggen ze dat wel niet, want Papoea-Nieuw-Guineeërs weten, dat lijden bij het leven hoort en accepteren dat vaak veel makkelijker.
Alarmbelletjes bij de bedden zijn hier niet nodig (en ook niet beschikbaar).

Een ander verschil is, dat mensen hier blijkbaar weinig behoefte hebben aan privacy.
Iedereen ziet en hoort alles van elkaar, maar wat in Nederland wordt opgevat
als ongepaste nieuwsgierigheid, is hier gepast meeleven. Krijgt iemand een nare
boodschap, dan hoort iedereen het en is iedereen verdrietig met je. En andersom
geldt dat ook. Toen Obadja zijn eerste rondje kon lopen, was iedereen blij en
opgelucht met ons.

Het is ook helemaal niet raar om naar iemand te kijken. Ik ontdekte op een gegeven
moment dat verschillende mensen naar mij zaten te kijken, toen ik bedacht dat
ik zonnebloempitten aan het eten was. Ik had een zakje vol in mijn tas gestopt,
als makkelijke snack. Maar mensen om mij heen hadden het nog nooit gezien. Ze
vroegen wat het voor eten was, wilden maar wat graag ook proberen en vroegen of
ik het zelf uit mijn tuin had gehaald. Bijna alle Papoea-Nieuw-Guineeërs hebben
een tuin waar ze het gros van hun eten uit halen.

Er was een oude man in de zaal die geopereerd was aan zijn arm. Iedere keer als hij
medicijnen door zijn infuus kreeg, riep hij: ‘Mama!’ De hele zaal genoot
daarvan en dat was niet gemeen bedoeld. Er was een soort ‘samen’ gevoel. Het
gevoel bij elkaar te horen, omdat je hetzelfde meemaakt.

Ik was erg dankbaar dat ik – in tegenstelling tot de andere ‘wasman’ – een appartementje had op 10 minuten afstand lopen, waar ik kon douchen en eten kon klaarmaken. En waar we heen konden, toen Obadja na 5 dagen ziekenhuis ‘naar huis’ mocht. Nadat we nog een kleine week in de buurt gebleven zijn van het ziekenhuis, zijn we per klein vliegtuig weer teruggereisd naar huis. Dankbaar dat God Obadja’s leven heeft gespaard en onbedoeld een hele ervaring rijker!

Bijbelse poëzie en dansende bijbelvertalers

(video onder aan de nieuwsflits)

De maand mei is altijd een hoogtepunt voor het opleidingscentrum in Ukarumpa. Dat is namelijk de maand waarin we de cursus TTC geven. TTC staat voor Translator’s Training Course, en vormt de basisopleiding voor Papoea-Nieuw-Guineese bijbelvertalers.
Dit jaar verwelkomden we maar liefst 31 vertalers uit 12 verschillende taalgroepen in TTC-1, terwijl de vervolgmodule TTC-2 zich mocht verheugen op 15 vertalers uit 6 verschillende taalgroepen. In TTC-1 gaf ik les in vertaalprincipes en in TTC-2 gaf ik les in bijbelse poëzie. En op dat laatste ga ik in deze nieuwsflits wat dieper in.

Vertalen van Bijbelse poëzie
Zoals u wellicht weet, bestaat de Bijbel voor een groot deel uit proza (verhalende tekst). Maar een belangrijk deel van Gods Woord is opgeschreven als poëzie (dichtkunst). Het bekendste voorbeeld zijn de Psalmen, maar ook daarbuiten treffen we in de Bijbel veelvuldig poëzie aan. Hele boeken zijn in dichtvorm geschreven, zoals Job, Psalmen, Spreuken, Hooglied en Klaagliederen. Maar ook de profetische boeken, zoals Jesaja, Jeremia, Ezechiël en de kleine profeten, bevatten in het Hebreeuws veel poëtische teksten. Het is een kunst apart om die poëtische teksten ook daadwerkelijk als poëzie te vertalen. In veel Bijbelvertalingen gebeurt dat niet. In onze opleiding trainen we de studenten om proza als proza te vertalen en poëzie als poëzie.

Inheemse poëzie
Wat een tekst nu tot poëzie maakt, verschilt per taal en cultuur. Een poëtische eigenschap als rijm komt bijvoorbeeld in Nederlandstalige poëzie heel veel voor, maar ontbreekt grotendeels in het Hebreeuws. Daarom hebben we – na een bespreking van de kenmerken van Hebreeuwse en Engelse poëzie – vooral gekeken naar de kenmerken van poëzie in de talen en culturen van de studenten.
Een belangrijk element van de vertaalopleiding is het trainen van de studenten in het daadwerkelijk gebruik van de vertaalde Bijbelboeken. Het creëren van bijbelse liederen is daar een mooi voorbeeld van. In TTC-2 vertalen de studenten Genesis 1-3 in hun eigen taal, plus Exodus 15. Dat laatste hoofdstuk is het lied van Mozes na Gods overwinning op de Egyptenaars en is in het Hebreeuws geschreven in dichtvorm.
Na het bestuderen en vertalen van Exodus 15 kregen de studenten de opdracht om op dit hoofdstuk uit de Bijbel te reflecteren en er in hun eigen taal een lied over te maken, als een cultureel antwoord op het lezen van dit gedeelte uit Gods Woord. De uitvoering van deze liederen was de moeite van het filmen waard.

Zie hier de video van zingende en dansende bijbelvertalers.

 

 

 

Een Boek dat tot leven komt

‘Wij willen dat de Bijbel een levend boek wordt!’, zo luidde één van de gebedspunten tijdens een doordeweekse kerkelijke samenkomst in Aramba. Zonder dat ze het wisten, was dit een antwoord op onze gebeden voorafgaand aan Michels derde verblijf in Aramba, dit keer alleen.

(Deze tekst verscheen eerder in het kerkblaadje van onze thuisgemeente)

Een levend boek?
Tijdens onze eerste twee bezoeken aan Aramba konden we niet zo’n goed beeld krijgen van de plaatselijke kerk in Aramba. We vonden dat er maar weinig mensen naar de kerk kwamen en dan vooral vrouwen en kinderen. Aan de andere kant kwamen we veel enthousiasme tegen voor het Bijbelvertaalproject. Maar dat kwam vooral van de kant van de kerkleiders en de vertalers.

De landelijke kerk, waarbij de plaatselijke kerk in Aramba is aangesloten, is goed georganiseerd, gezond in de leer en de kerkleiders in Aramba geven blijk van een oprecht geloofsleven in afhankelijkheid van God en in bewogenheid met mensen. Maar hoe zit het met de doorsnee Aramba-mensen?

Deze vragen hielden ons erg bezig, toen we dit verblijf in het dorp aan het voorbereiden waren. We hebben gebeden of de Heere iets wil laten zien van Zijn werk onder deze mensen.

Dankdag voor gewas
Op de dag van aankomst is er een samenkomst in de kerk, waarin de gemeente bij elkaar komt om de Heere te danken voor de eerste oogst (eerstelingen) van de yams. Op de foto hieronder ziet u een vrouw die haar yams aan de stapel toevoegt.

Een vrouw brengt haar 'eerstelingen'

Tàrsá tàxwe
Op woensdagavond hoor ik plotseling de kerkbel. Ik ben nergens van op de hoogte, dus ik informeer bij een paar mensen wat er gaat gebeuren. Het antwoord is verblijdend: de kerk heeft enkele weken besloten om ook doordeweekse diensten te houden. Er was namelijk meer behoefte aan kerkelijk contact! Het wordt een lange avond, van circa 7 tot 10 uur en de kerk zit helemaal vol. Het programma is een mix van veel zingen, bidden en het luisteren naar getuigenissen van een groep vrouwen die op vrouwenkamp waren geweest en vertelden over het werk van God dat ze gezien hadden. Ik kan lang niet alles volgen, omdat alles in Aramba wordt gesproken. Maar op een gegeven moment spits ik mijn oren, als ik de woorden tàrsá tàxwe hoor. Er wordt gevraagd waarvoor gebeden kan worden en één van de vrouwen antwoord met deze woorden: dat de Bijbel een tàrsá tàxwe, ofwel een levend Woord mag worden! En met instemming wordt dat gebedspunt ontvangen.

Ik ben ontroerd. Dit is een antwoord van God op ons gebed! En mijn gedachten beginnen te malen: de mensen beseffen dat de Bijbel het levend Woord van God is, maar zo ervaren de mensen de Bijbel blijkbaar (nog) niet. Zou er een verband zijn met het feit dat de Bijbel niet in hun eigen taal, maar in het moeilijke Engels gelezen wordt? Bestaat er een verband tussen de geringe zeggingskracht van de Engelse Bijbel en de lage opkomst in de kerk? Ik had geen sterkere bemoediging kunnen krijgen aan het begin van mijn verblijf in Aramba, om dóór te gaan met het vertaalwerk voor deze mensen.

Het Woord gaat open
In het weekend word ik gevraagd om op zondag het Woord uit te leggen. Ik besluit te spreken over de Bijbel als levend Woord van God. Aan de hand van Filippenzen 2:1-11 staan we stil bij het levend geworden Woord, Jezus Christus, Die Zich niet voorstond op Zijn Goddelijkheid, maar Zich vernederde door mens te worden. De toepassing vinden we in vs. 5: Want dat gevoelen zij in u, hetwelk ook in Christus Jesus was (SV) of: Laat daarom die gezindheid in u zijn die ook in Christus Jezus was (HSV). Om welk gevoelen, om welke gezindheid gaat het hier? Om die van nederigheid.

Ik spreek in het Engels en terwijl ik luister hoe mijn vriend Katawer het in Aramba vertaalt, zie ik de gemeente aandachtig luisteren. En ik bid dat Gods Woord beslag mag leggen op deze mensen.

De volgende dag word ik gevraagd of ik op woensdag weer het Woord wil uitleggen en zondag weer. En opnieuw worden de diensten goed bezocht. Ik realiseer me dat ook dit antwoorden zijn op ons gebed. Er is meer honger en dorst naar het Woord van God dan we aanvankelijk hadden gezien.

De kerk zit vol

De kerk zit vol

Afscheidsmaaltijd
Aan het eind van de twee weken is het tijd van afscheid nemen. In Aramba gebeurt dat met een gezamenlijke afscheidsmaaltijd in de kerk. Daar had ik er al drie van meegemaakt, maar deze vierde sloeg alles. De opkomst was overweldigend, zodanig dat we moesten uitwijken naar het veld buiten de kerk, omdat de kerk te klein was. Ik ervoer dat er een klik gekomen was met deze mensen en dat dit ook wederzijds was. Maar het mooiste komt nog.

Tijdens een van de gebruikelijke afscheidsspeeches was er ook een speech van een van de dorpsoudsten. Hij spreekt geen woord Engels, maar met mijn gebrekkige Aramba-kennis en zijn uitbundige gebaren begrijp ik al snel dat hij refereert aan het thema van nederigheid van de eerste zondag. Later begrijp ik dat hij geraakt was door dat thema van nederigheid en mij bedankte voor deze Bijbelse boodschap.

Foto-impressie Aramba (vervolg)

Aramba-01

In januari 2017 hebben we drie weken in Kiriwo gewoond, één van de vijf Aramba-dorpen. Dit keer willen we met een selectie foto’s een impressie geven van ons leven en werk onder de Aramba. Lees ook de eerste helft van de deze foto-impressie.

Aramba-31

 

Deze vrouw geeft ons regelmatig eten uit haar tuin en op onze beurt geven wij haar een brood en wat pindakaas – witte-mensen-eten. In Aramba, zoals vrijwel alle culturen in Papoea-Nieuw-Guinea is uitwisseling van eten erg belangrijk.

Aramba-32

In het vorige weblog hebben we foto’s laten zien van Aramba keukens. Onze keuken zag er (gelukkig) wat anders uit. Het zendingshuis is zo’n 35 jaar geleden gebouwd, en hoewel er veel kapot was, waren we ontzettend dankbaar dat we er gebruik van konden maken.

Aramba-33

Een klamboe (of muskietennet) is geen overbodige luxe. Ruth heeft de nodige avonturen beleefd in haar klamboe: één keer schrok ze wakker van een muis in haar klamboe die er niet meer uit kon en een andere keer schrok ze van ‘vuurtjes’ op haar klamboe. Ze had gelijk: het waren dode vuurvliegjes die niet opgewassen waren tegen de geïmpregneerde klamboe, maar nog wel licht bleven geven!

Aramba-34

De kinderen hebben van de internationale school uit Ukarumpa schoolwerk meegekregen, zodat ze bij terugkomst weer kunnen aansluiten. En juf Carlijn zorgt elke dag voor de lessen!

Aramba-35

Treintje spelen kan bijna overal (tenminste, als er stoelen zijn).

Aramba-36

Bijbelvertaler Katawer en zijn vrouw drinken een bakje koffie mee, iets wat ze normaal niet hebben en dus erg van genieten.

Aramba-37

Michel in gesprek met Sawiyam, een andere Aramba Bijbelvertaler.

Aramba-38

Er is een betrokken team van Aramba Bijbelvertalers. Voor sommigen is het wel twee dagen reizen om in ons dorp te komen. Michel heeft een goede start kunnen maken met het trainen van het vertaalteam. Dit trainen is nodig zodat straks het vertaalwerk beter kan verlopen.

Aramba-39Ook heeft Michel samen met het vertaalteam nagedacht over de spelling van het Aramba. Een goede spelling is belangrijk, vooral ook omdat het anders te moeilijk wordt voor mensen om te leren lezen.

Aramba-40

Het kerkgebouw is voorzien van perfecte airconditioning. We zijn verrast door het bestaan van een levende gemeente, en danken de Heere daarvoor.

Aramba-41

De mannen en vrouwen zitten netjes gescheiden.

Aramba-42

Ook de kinderen hebben een fijne tijd gehad. Hier zijn ze bezig met het maken van balletjes van palmbladeren.

Aramba-43Obadja is onze ‘brandweerman Sam’ en heeft zo zijn avonturen. Naast ons huis stond een tractor met een bijennest erin. Op een dag besluit hij om dat probleem wel eventjes in zijn eentje te fiksen: gewoon een paar emmers water eroverheen gooien. Zo gezegd, zo gedaan! Eén minuut later komt onze ‘brandweerman Sam’ gillend terug met een bijensteek.
Het buurmeisje vijftig meter verderop hoort hem gillen en begrijpt meteen wat er aan de hand is. In een mum van tijd heeft ze de juiste bladeren gevonden om de pijn voor onze held te verzachten.

Aramba-44

Beteuterd en schuldbewust: wat was die kliederpartij in de modder leuk! Maar wat zou mama ervan vinden …?

Aramba-45… tijd om te gaan wassen in de rivier. Niet bepaald een straf en in werkelijkheid een van de hoogtepunten voor de kinderen. In Ukarumpa hebben we geen gelegenheid om te zwemmen, maar hier is het elke dag raak. Hannah heeft een geweldige ‘springplank’ gevonden (in de boom).

Aramba-46

Mannen en vrouwen hebben verschillende plekken in de rivier om te wassen / zwemmen. Obadja is hier op de mannenplek. Kun je’m vinden?

Aramba-47

De rivier wast alles af, ook de kleren en de vaat!

Aramba-48

Hannah met haar vriendinnetje. Het is – zoals overal in de tropen – altijd vroeg (ongeveer 7 uur) donker.

Aramba-49En een man kan niet zonder een boog. Obadja kijkt aandachtig toe hoe deze man een boog voor hem maakt.

Aramba-50Maar dan moet je er nog mee leren schieten. Jong geleerd, oud gedaan! We zien uit naar het moment dat onze jager thuiskomt met vers geschoten wild…

Aramba-51

Michel moet de volgende keer echt mee op jacht. Ze hebben een boog gemaakt en hier krijgt hij les om bovenhands (!) te schieten. Dames opgelet: stap nooit over de boog van een man!

Aramba-52

Naast zijn pijl en boog, krijgt Michel er ook nog een tas bij, speciaal voor hem gemaakt met zijn eigen naam erop: ‘Michel Poaw’. Volgens Michel het bewijs dat de tas handgemaakt en heel speciaal is.

Aramba-53

Tijd voor vertrek. Afscheid nemen is nooit leuk, maar we mogen terug zien op een rijke en gezegende tijd.

Aramba-54

Nog éven bij de Aramba-meisjes zitten voordat het vliegtuig vertrekt.

Aramba-55

En Obadja bij de jongens.

Aramba-56En dan gaan we echt: tot ziens!

Foto-impressie Aramba

Aramba-01

 

 

In januari 2017 hebben we drie weken in Kiriwo gewoond, één van de vijf Aramba-dorpen. Dit keer willen we met een selectie foto’s een impressie geven van ons leven en werk onder de Aramba.

Aramba-02

 

Klaar voor vertrek! De Aramba mensen wonen in een afgelegen gedeelte van PNG en daarom gaan we per vliegtuig. In het dorp waar we heen gaan is gelukkig een landingsbaan. We zijn erg blij dat Carlijn Roest met ons mee gaat als juf voor Hannah, Ruth en Obadja.

Aramba-03

Dit keer hebben we een heel bijzondere co-piloot: Hannah boft! Ze mag voorin naast de piloot zitten.

Aramba-04

Na anderhalf uur vliegen (en nog een tussenstop om te tanken) komt het dorp Kiriwo in zicht. De landingsbaan is duidelijk te zien en aan weerszijden van de landingsbaan zijn huizen gebouwd. Dit gedeelte van Papoea-Nieuw-Guinea is erg dunbevolkt. Op weg ernaartoe zagen we bijna overal oerwoud, en af en toe een rivier die zich door het landschap slingert. Ook is dit gebied niet bergachtig, zoals Ukarumpa in de Hooglanden, maar vlak, waar we ons als Nederlanders wel goed bij voelen.

Aramba-05

Net aangekomen. Vanaf de zijkant staan verschillende mensen toe te kijken wat er gaat gebeuren.

Aramba-06De verbazing is wederzijds: ‘Waar ben ik nu dan toch beland?!’ (Josia)

Aramba-07

Vele schouders maken licht werk. Iedereen helpt een handje mee om onze spullen, inclusief eten voor 3 weken, naar het zendingshuis te dragen. Een koffer met onder andere meel, rijst en melkpoeder weegt maar liefst 35 kg. Geen probleem, gewoon op de schouder.

Aramba-08

 

 

Daar zijn we dan! Ons thuis voor de komende 3 weken. Het vliegtuig is weg, een weg terug is er voorlopig niet meer. Gelukkig staat er in het dorp een telefoonmast van Digicel, een bedrijf dat verantwoordelijk is voor het mobiele netwerk in het land. Er is dus mogelijkheid om (op beperkte schaal) te e-mailen en zelfs te internetten. Maar als dit netwerk een week lang plat ligt, wat bij ons gebeurde in de derde week, dan rest ons alleen een radioverbinding met de buitenwereld.

Aramba-09

De eerste avond krijgen we een hartelijke ontvangstmaaltijd in de kerk. We zitten op geweven matten en er is voor ons gekookt. Jam, zoete aardappel, taro, ananas en zelfs rijst, eigenlijk een luxe product. Vanaf morgen gaan we zelf koken …

Aramba-10

 

 

Maar dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Het was ons helaas niet gelukt om een gasfles mee te nemen, dus moeten we op een houtvuur koken. En dat is heel bewerkelijk: bomen hakken, hout splijten, naar huis dragen. Gelukkig wordt dit alles voor ons gedaan: op de foto onze ‘zus’ Koretta, de vrouw van de hoofdvertaler die ook onze gastvrouw is. Zij komt elke dag controleren of we wel genoeg hout hebben en zo niet, dan komt ze het ‘wel even’ brengen. En daar zijn we eerlijk gezegd wel héél erg blij mee, als je kijkt naar de last op haar hoofd …

Aramba-11

Gelukkig hebben we tijdens de Pacific Orientation Course (POC) geleerd hoe je snel een vuur maakt, maar dat is toch alweer drie jaar geleden. Gelukkig worden we er wel steeds handiger in. En als het ons écht niet lukt, bijvoorbeeld als het hout nat is …, dan is er wel iemand om ons te helpen. Alles wat de Aramba mensen nodig hebben, is een bepaald soort bamboe óf een lege aansteker, want die vonkt nog!

Aramba-12

Van deze hele grote pan hebben we een oven gemaakt, zodat we er brood en cake in kunnen bakken.

Aramba-13

In Ukarumpa doe je de cake in de oven, steek je de oven aan, zet je een wekker op 50 minuten en na 50 minuten kijk je of de cake klaar is. Hier is het een tikkeltje lastiger om het vuur zo lang aan te houden. Een blaaspijp van bamboe doet wonderen…

Aramba-14

Josia’s plekje als Erna bij het vuur is.

Aramba-15Carlijns hulp bij het koken komt heel goed van pas, want het blijft een tijdrovend karweitje.

Aramba-16

Ondertussen kunnen wij ons eten uit onze koffers halen. Maar Aramba vrouwen gaan dagelijks naar hun tuinen om hun eten te halen. Nu, in het begin van het regenseizoen zijn dit vooral knolgewassen en ananas, groenten zijn er op het moment niet. Willen ze vlees? Dan moeten zij of hun mannen gaan jagen of vissen.

Aramba-17

Over ananassen gesproken…, die zijn in Aramba een tikkeltje groter dan in Nederland. En dit was volgens degene die hem ons cadeau gaf nog maar een kleintje.

Aramba-18

Het laatste uur heeft geslagen voor deze kasuaris (een soort struisvogel). Hij werd als jonge vogel in de jungle gevangen. De eigenaar heeft er goed voor gezorgd, maar nu is het tijd voor de slacht. Hij zal wordt gegeten op een afscheidsmaal voor enkele kinderen die naar de ‘grote school’ gaan en dus voor een jaar van huis zijn. Het slachten is een hele happening, want kasuarissen zijn gevaarlijk als ze boos worden en kunnen met hun poten met gemak een volwassen man doden. En er is maar één manier om hem te doden zonder bloed te vergieten…

Aramba-19

 

Michel krijgt de eer om als eerste een stuk uit te kiezen.

Aramba-20

 

Andere huisdieren die vetgemest worden voor de slacht …

Aramba-21

Maar er zijn niet alleen huisdieren. Op een dag horen we plotseling een groot geschreeuw, ‘fater’, ‘fater’ (= slang), gevolgd door het geluid van het slaan op de grond. Bij nadere inspectie gaat het om deze slang, gelukkig niet giftig, maar wel vervelend. Overigens is er altijd het gevaar van wel degelijk (heel) giftige slangen…

Aramba-22

Het werk van een Bijbelvertaler: loodgieter, elektricien, timmerman, ….

Aramba-23

Op bezoek bij de buren. De buurvrouw is bezig om touw te maken van vezels uit een bepaald bladsoort. Daarna maakt ze van dat touw een hendel aan een zelfgemaakte tas, ook van natuurlijk materiaal.

Aramba-24

Erna mag ook proberen het touw te draaien, het lukt aardig.

Aramba-25

Hetzelfde huis, maar dan ’s avonds. Links een keuken, waar ze vooral overdag zijn. De vuurplaats staat op palen, zodat die op gelijke hoogte is met het zitgedeelte. Rechts een ommuurd huis met muren dat vooral gebruikt wordt om in te slapen. De muren en daken zijn gemaakt van boomschors.

Aramba-26

 

 

 

 

 

 

Nog een keuken, omdat het regent zijn veel mensen binnen.

Aramba-27

Hier wordt tapiok geschild, een knolgewas.

Aramba-28

Een moeder met haar kinderen, buurkinderen en jachthonden. Ze heeft net cassave voor haar kinderen klaargemaakt als lunch, een ander knolgewas.

Aramba-29

Dankzij Carlijn kunnen we ’s avonds mensen bezoeken. Hier zijn we bij het oudste echtpaar uit het dorp. De man vertelt graag verhalen, maar hij spreekt geen woord Engels. We hebben het een en ander opgenomen, zodat we het na kunnen luisteren en er hopelijk later meer van kunnen begrijpen.

Aramba-30

Dit Aramba baby jongetje vindt het een beetje spannend. Hij blijft even op schoot zitten, maar besluit dan toch maar voor de zekerheid weg te kruipen. Je weet maar nooit met die ‘marchai’ (blanken).

(Dit was deel 1 van 2; wordt vervolgd!)