Tag archieven: taal

Foto-impressie Aramba

Aramba-01

 

 

In januari 2017 hebben we drie weken in Kiriwo gewoond, één van de vijf Aramba-dorpen. Dit keer willen we met een selectie foto’s een impressie geven van ons leven en werk onder de Aramba.

Aramba-02

 

Klaar voor vertrek! De Aramba mensen wonen in een afgelegen gedeelte van PNG en daarom gaan we per vliegtuig. In het dorp waar we heen gaan is gelukkig een landingsbaan. We zijn erg blij dat Carlijn Roest met ons mee gaat als juf voor Hannah, Ruth en Obadja.

Aramba-03

Dit keer hebben we een heel bijzondere co-piloot: Hannah boft! Ze mag voorin naast de piloot zitten.

Aramba-04

Na anderhalf uur vliegen (en nog een tussenstop om te tanken) komt het dorp Kiriwo in zicht. De landingsbaan is duidelijk te zien en aan weerszijden van de landingsbaan zijn huizen gebouwd. Dit gedeelte van Papoea-Nieuw-Guinea is erg dunbevolkt. Op weg ernaartoe zagen we bijna overal oerwoud, en af en toe een rivier die zich door het landschap slingert. Ook is dit gebied niet bergachtig, zoals Ukarumpa in de Hooglanden, maar vlak, waar we ons als Nederlanders wel goed bij voelen.

Aramba-05

Net aangekomen. Vanaf de zijkant staan verschillende mensen toe te kijken wat er gaat gebeuren.

Aramba-06De verbazing is wederzijds: ‘Waar ben ik nu dan toch beland?!’ (Josia)

Aramba-07

Vele schouders maken licht werk. Iedereen helpt een handje mee om onze spullen, inclusief eten voor 3 weken, naar het zendingshuis te dragen. Een koffer met onder andere meel, rijst en melkpoeder weegt maar liefst 35 kg. Geen probleem, gewoon op de schouder.

Aramba-08

 

 

Daar zijn we dan! Ons thuis voor de komende 3 weken. Het vliegtuig is weg, een weg terug is er voorlopig niet meer. Gelukkig staat er in het dorp een telefoonmast van Digicel, een bedrijf dat verantwoordelijk is voor het mobiele netwerk in het land. Er is dus mogelijkheid om (op beperkte schaal) te e-mailen en zelfs te internetten. Maar als dit netwerk een week lang plat ligt, wat bij ons gebeurde in de derde week, dan rest ons alleen een radioverbinding met de buitenwereld.

Aramba-09

De eerste avond krijgen we een hartelijke ontvangstmaaltijd in de kerk. We zitten op geweven matten en er is voor ons gekookt. Jam, zoete aardappel, taro, ananas en zelfs rijst, eigenlijk een luxe product. Vanaf morgen gaan we zelf koken …

Aramba-10

 

 

Maar dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Het was ons helaas niet gelukt om een gasfles mee te nemen, dus moeten we op een houtvuur koken. En dat is heel bewerkelijk: bomen hakken, hout splijten, naar huis dragen. Gelukkig wordt dit alles voor ons gedaan: op de foto onze ‘zus’ Koretta, de vrouw van de hoofdvertaler die ook onze gastvrouw is. Zij komt elke dag controleren of we wel genoeg hout hebben en zo niet, dan komt ze het ‘wel even’ brengen. En daar zijn we eerlijk gezegd wel héél erg blij mee, als je kijkt naar de last op haar hoofd …

Aramba-11

Gelukkig hebben we tijdens de Pacific Orientation Course (POC) geleerd hoe je snel een vuur maakt, maar dat is toch alweer drie jaar geleden. Gelukkig worden we er wel steeds handiger in. En als het ons écht niet lukt, bijvoorbeeld als het hout nat is …, dan is er wel iemand om ons te helpen. Alles wat de Aramba mensen nodig hebben, is een bepaald soort bamboe óf een lege aansteker, want die vonkt nog!

Aramba-12

Van deze hele grote pan hebben we een oven gemaakt, zodat we er brood en cake in kunnen bakken.

Aramba-13

In Ukarumpa doe je de cake in de oven, steek je de oven aan, zet je een wekker op 50 minuten en na 50 minuten kijk je of de cake klaar is. Hier is het een tikkeltje lastiger om het vuur zo lang aan te houden. Een blaaspijp van bamboe doet wonderen…

Aramba-14

Josia’s plekje als Erna bij het vuur is.

Aramba-15Carlijns hulp bij het koken komt heel goed van pas, want het blijft een tijdrovend karweitje.

Aramba-16

Ondertussen kunnen wij ons eten uit onze koffers halen. Maar Aramba vrouwen gaan dagelijks naar hun tuinen om hun eten te halen. Nu, in het begin van het regenseizoen zijn dit vooral knolgewassen en ananas, groenten zijn er op het moment niet. Willen ze vlees? Dan moeten zij of hun mannen gaan jagen of vissen.

Aramba-17

Over ananassen gesproken…, die zijn in Aramba een tikkeltje groter dan in Nederland. En dit was volgens degene die hem ons cadeau gaf nog maar een kleintje.

Aramba-18

Het laatste uur heeft geslagen voor deze kasuaris (een soort struisvogel). Hij werd als jonge vogel in de jungle gevangen. De eigenaar heeft er goed voor gezorgd, maar nu is het tijd voor de slacht. Hij zal wordt gegeten op een afscheidsmaal voor enkele kinderen die naar de ‘grote school’ gaan en dus voor een jaar van huis zijn. Het slachten is een hele happening, want kasuarissen zijn gevaarlijk als ze boos worden en kunnen met hun poten met gemak een volwassen man doden. En er is maar één manier om hem te doden zonder bloed te vergieten…

Aramba-19

 

Michel krijgt de eer om als eerste een stuk uit te kiezen.

Aramba-20

 

Andere huisdieren die vetgemest worden voor de slacht …

Aramba-21

Maar er zijn niet alleen huisdieren. Op een dag horen we plotseling een groot geschreeuw, ‘fater’, ‘fater’ (= slang), gevolgd door het geluid van het slaan op de grond. Bij nadere inspectie gaat het om deze slang, gelukkig niet giftig, maar wel vervelend. Overigens is er altijd het gevaar van wel degelijk (heel) giftige slangen…

Aramba-22

Het werk van een Bijbelvertaler: loodgieter, elektricien, timmerman, ….

Aramba-23

Op bezoek bij de buren. De buurvrouw is bezig om touw te maken van vezels uit een bepaald bladsoort. Daarna maakt ze van dat touw een hendel aan een zelfgemaakte tas, ook van natuurlijk materiaal.

Aramba-24

Erna mag ook proberen het touw te draaien, het lukt aardig.

Aramba-25

Hetzelfde huis, maar dan ’s avonds. Links een keuken, waar ze vooral overdag zijn. De vuurplaats staat op palen, zodat die op gelijke hoogte is met het zitgedeelte. Rechts een ommuurd huis met muren dat vooral gebruikt wordt om in te slapen. De muren en daken zijn gemaakt van boomschors.

Aramba-26

 

 

 

 

 

 

Nog een keuken, omdat het regent zijn veel mensen binnen.

Aramba-27

Hier wordt tapiok geschild, een knolgewas.

Aramba-28

Een moeder met haar kinderen, buurkinderen en jachthonden. Ze heeft net cassave voor haar kinderen klaargemaakt als lunch, een ander knolgewas.

Aramba-29

Dankzij Carlijn kunnen we ’s avonds mensen bezoeken. Hier zijn we bij het oudste echtpaar uit het dorp. De man vertelt graag verhalen, maar hij spreekt geen woord Engels. We hebben het een en ander opgenomen, zodat we het na kunnen luisteren en er hopelijk later meer van kunnen begrijpen.

Aramba-30

Dit Aramba baby jongetje vindt het een beetje spannend. Hij blijft even op schoot zitten, maar besluit dan toch maar voor de zekerheid weg te kruipen. Je weet maar nooit met die ‘marchai’ (blanken).

(Dit was deel 1 van 2; wordt vervolgd!)

Eerste indrukken in Arammba

(Vervolg Arammba-verslag, deel 3)

Ik word wakker, kijk om me heen en herinner me weer waar ik ben beland: in Kiriwo, een van de vijf Arammba dorpen. Ik ben benieuwd wat er allemaal te zien is in het dorp en vraag aan Katawer of hij me een beetje wil rondleiden. Eerst brengt hij me naar het zendingshuis, waar ik talloze foto’s neem om straks thuis aan Erna en de kinderen te laten zien.

zendingshuis

Zendingshuis uit de jaren ’80.

Het huis toont vooral vergane glorie, maar het is nog goed bewoonbaar … als je niet zo kieskeurig bent. Ik neem foto’s van dingen die later wellicht vervangen of vernieuwd moeten worden, zoals de dakgoot die ons moet voorzien van regenwater en de horren voor de ramen. Na even door het huis gelopen te hebben, realiseer ik me wat een luxe dit geweest moet zijn toen het in 1985 werd gebouwd. Daarom vraag ik aan Katawer hoe het dorp hierop had gereageerd? Dat viel volgens hem alles mee, want het dorp profiteerde er ook van. Het zendingshuis werd jarenlang niet alleen gebruikt door de zendeling, maar ook door de plaatselijke kerk en het bijbelschooltje. Bovendien, als ze een gewoon dorpshuis hadden gebouwd, hadden ze om de zoveel jaar een nieuw huis moeten bouwen en dit huis staat er nu al 30 jaar!

badkamer

Badkamer: puur natuur

Na het zendingshuis, bezoeken we de badkamer buitenshuis. Deze badkamer is een idyllisch plekje in de bocht van een kreek die zich door de jungle slingert. We lopen verder door het dorpje, voorbij een basketbal veldje en daar zien we warempel een Digicel-toren, die het mogelijk maakt om mobiel te telefoneren én te internetten. Vreemde gewaarwording: zoiets moderns in het hartje van de jungle.

Nadat we verder nog wat hebben rondgelopen en gezien waar ze het drinkwater putten, keren we terug naar huis om weer te eten, wat met elkaar te praten – … ehm en vooral te luisteren en dan valt er weinig meer te doen in het donker. Om 21.00 ligt iedereen op één oor.

Ontbijt en de eerste gesprekken in Arammba

huis

Slaapplekje onder de klamboe

De eerste nacht in Kiriwo heb ik goed geslapen. Het huis waarin ik slaap heeft twee wanden aan de noord- en zuidkant. De oost- en westkant zijn (nog) open, waardoor het lekker doorwaait, maar ’s nachts ook wel een beetje koud is. Om 06.00 zie ik het licht worden, en dat is voor de meeste mensen tijd om op te staan en het ontbijt klaar te maken. Terwijl ik nog onder een klamboe op m’n matje lig om alle nieuwe dingen te verwerken en me probeer voor te stellen hoe deze dag eruit gaat zien, hoor ik de mensen buiten gezellig zitten keuvelen. Ik begrijp er nog bar weinig van, want alles gaat in het Arammba. Af en toe hoor ik wat bekende woorden, zoals kisare, wat ‘dag’ of ‘zon’ betekent en manangu, het Arammba woord voor ‘hond’. Of namen van inmiddels bekende dorpjes in de wijde omtrek: Suki, Gowi, Morehead, Daru.

ontbijt

Ontbijt in de morgen

Nieuwsgierig gluur ik door een spleet in de noordwand van het huis en zie mijn gastfamilie gezellig bij een vuurtje, zittend op enkele matten van gevlochten palmbladeren. Ik vermoed dat het al een half uurtje later is en besluit om me klaar te maken en me bij het groepje te voegen. Op hun beurt beantwoorden ze beantwoorden mijn groet ‘Gafu kurem’ (goedemorgen) met een wederzijds gafu kurem en het gesprek gaat weer verder, in onvervalst Arammba, wat ik natuurlijk niet kan volgen. Ogenschijnlijk heerlijk genietend van de opkomende zon, probeer ik zoveel mogelijk nieuwe woorden in me op te nemen. Een leuke is het woord papa, dat je grappig genoeg alleen mag zeggen tegen een kind als je wilt dat het ergens mee stopt. Een beetje hetzelfde als ‘afblijven!’. Ik leer het woord xambrim (ga terug) en even later het woord xanbrim (kom terug). Eén letterpoot verschil.
Vlak bij mij zit een man die ik nog niet eerder heb gezien. Niemand verwacht hier dat je meteen gaat praten als je elkaar voor het eerst ontmoet, dus ik heb alle tijd om te bedenken wat ik zou kunnen zeggen. En na een poosje komt het er aarzelend uit. Het begin is gemakkelijk, want dat heb ik al zo vaak gezegd: ‘Gafu kurem’ (goedemorgen), maar dan moet ik hard nadenken: ‘Me mbuni dø nari?’ (hoe heet je?). Zo dat is eruit! Maar het moeilijkste komt nog, want zal ik in staat zijn om die vreemde namen goed te horen en … te onthouden? Zijn naam valt erg mee: Mbatawa Maira. En dan stokt het gesprek, want veel weet ik niet meer te zeggen. Ik probeer me te herinneren hoe ik mezelf introduceer en vragend komt het eruit: ‘Nduni dø me wari Michel?’ (mijn naam is Michel). Alsof ze dat nog niet wisten van de enige blanke in het dorp! Nu is het gesprek toch echt voorbij en ik heb tijd om te verwerken hoe dom ik me wel niet voel, vanwege het feit dat ik niet eens met deze mensen kan praten in hun eigen taal.

Het is een tijd van zitten, eten en praten. Op een vuurtje roosteren de vrouwen een aantal yams en koken een pot met water, terwijl ze rustig zitten te keuvelen. Een vrouw staat op om een paar citroenbladeren te plukken die ze in een kommetje doet en giet er vervolgens warm water bij. Het ontbijt is simpel maar voedzaam: yam en citroenwater. Voor iedereen is er genoeg. Ik krijg ook een bord toegeschoven en met een ‘Garnderi’ (dank je wel) pak ik zo’n grote, droge, zoete aardappel en eet hem op.

(wordt vervolgd)

Hebreeuws in Papoea-Nieuw-Guinea (met video!)

Is het nodig om de Bijbel op het zendingsveld rechtstreeks te vertalen vanuit de grondtalen Hebreeuws, Aramees en Grieks? Hoewel dit zeker de voorkeur verdient, laat de geschiedenis van het Bijbelvertaalwerk zien, dat dit heel vaak niet het geval is.

Titelpagina van de Statenbijbel uit 1637.

Nederlandse Bijbelvertalingen
Het heeft tot maar liefst 1637 geduurd vóórdat er een Nederlandse Bijbelvertaling werd gedrukt die gebaseerd was op de grondtalen van de Bijbel. Dit was de Statenvertaling. De Statenvertaling was echter bij lange na niet de eerste Nederlandse Bijbelvertaling. Sinds de ontdekking van de boekdrukkunst in Europa rond 1450 waren er al maar liefst 6 andere Nederlandse Bijbelvertalingen op de markt verschenen. Deze waren echter óf gebaseerd op de Latijnse Vulgaat óf op de Duitse Luthervertaling. Ook door middel van deze vertalingen hebben mensen God leren kennen en zijn er levens veranderd.
Niettemin was er grote vreugde toen er in de 17e eeuw een Nederlandse vertaling van de Bijbel verscheen die rechtstreeks uit de grondtalen was vertaald.

Bijbelvertalingen in Papoea-Nieuw-Guinea
Net als in Nederland zijn ook veel eerste Bijbelvertalingen op het zendingsveld niet rechtstreeks vertaald uit de grondtalen. Omdat niet iedere zendeling en bijbelvertaler de grondtalen beheerst, wordt ook in Papoea-Nieuw-Guinea bij het vertalen vaak uitgegaan van een bestaande Engelse of Tok Pisin Bijbelvertaling. Pas in de check-fase wordt het resultaat vergeleken met de grondtekst en op basis daarvan waar nodig aangepast.

Een van de studenten oefent met Hebreeuwse woorden.

Ukarumpa Training Centre: Hebreeuws!
Het was een van mijn wensen om in Papoea-Nieuw-Guinea verder te gaan met het onderwijzen van de Bijbelse talen. De achterliggende tijd is deze wens in vervulling gegaan. Gedurende zes weken heb ik het voorrecht gehad les te geven aan een groep Papoea-Nieuw-Guineese bijbelvertalers. Ze waren uiterst gemotiveerd omdat zo graag wilden weten wat er oorspronkelijk nu écht staat. Een van de deelnemers verwoordde het als volgt: ‘Ik zag dat de Bijbel vaak eerst vanuit het Hebreeuws in het Engels was vertaald, vervolgens vanuit het Engels naar het Tok Pisin en tenslotte vanuit het Tok Pisin naar onze moedertaal. Het kan niet anders dan dat er in dat mijlenlange proces elementen van het oorspronkelijke Hebreeuws verloren zijn gegaan. Nu volg ik deze cursus, omdat ik graag de betekenis van het Hebreeuws rechtstreeks in mijn moedertaal wil vertalen’.

Een van de studenten leest uit de Hebreeuwse Bijbel.

Michel leert de studenten nieuwe woorden aan de hand van concrete voorwerpen.

Hebreeuws als levende taal
Het bijzondere aan deze cursus is dat we het Hebreeuws als levende taal aanleren. Behalve Engels spreken we dus vooral ook Hebreeuws met elkaar. Eerst leren de studenten het alfabet en al vanaf het begin werken ze aan de opbouw van hun Hebreeuwse woordenschat. Dat doen we aan de hand van concrete voorwerpen (zoals brood, vlees, man, vrouw, paard, kameel, ezel, huis, zwaard, jongen, beker, water, etc.). Als docent wijzen we naar de voorwerpen, waarbij we het Hebreeuwse woord noemen. Vervolgens bekijken we deze voorwerpen op afbeeldingen aan de muur. Wij noemen het Hebreeuwse woord en de studenten zoeken het op. Zo leren ze Hebreeuws zonder tussenkomst van het Engels.
Daarnaast leren we Bijbelverzen in het Hebreeuws uit het hoofd en zingen we Hebreeuwse liederen. Elke morgen lezen we in het Hebreeuws voor uit de geschiedenissen van Elia in 1 Koningen 17-19, waarbij we met elkaar zoveel mogelijk Hebreeuwse woorden met gebaren en voorwerpen uitbeelden. Als we dat hebben gedaan, gaan we in kleine groepjes uiteen om dezelfde Bijbelpassage met elkaar in het Hebreeuws te lezen.

Video-impressie
Via bovenstaande video kunt u een kijkje nemen bij de Cursus Hebreeuws. Aan het einde van de cursus was ik onder de indruk van het resultaat. Alle studenten kunnen na zes weken elke willekeurige passage uit de Hebreeuwse Bijbel lezen. Ze begrijpen daarvan nog lang niet alles, maar ze hebben nu een basis gelegd voor de vervolgcursus Hebreeuws 2 in oktober en november 2014.

Pacific Orientation Course (POC)

Zwemmen, ploeteren door de jungle, Tok Pisin leren, contact maken met de plaatselijke bevolking: onze Papoea Nieuw Guinea-tropentraining is lang en breed begonnen. De eerste vijf weken zitten er op en we hebben nog zeven weken te gaan. Wat doen we zoal hier?
Was onze training in Engeland heel specifiek gericht op de taken die we hier in PNG zullen krijgen, de POC is meer gericht op het leven in PNG. En in bepaald opzicht ook op het overleven in de jungledorpjes.

Tok Pisin
Zodra wij Nederlanders ons gaan mengen in internationaal gezelschap, wordt de gemeenschappelijke taal meestal Engels. Als je beseft dat PNG honderden bevolkingsgroepen herbergt, die elk hun eigen taal spreken, kun je begrijpen dat er binnen PNG ook een soort ‘internationale’ taal moet zijn die mensen van verschillende stammen kunnen gebruiken om met elkaar te communiceren. Deze gemeenschappelijke taal is het Tok Pisin. Voor enkele bevolkingsgroepen is het Tok Pisin ook de moedertaal, maar de meeste stammen hebben hun eigen, specifieke moedertaal (ca. 840 in heel PNG). Voor hen is Tok Pisin dus hun tweede taal, zoals Engels voor veel Nederlanders.
Onze Tok Pisin leraarIn kleine groepjes leren we Tok Pisin onder begeleiding van een inheemse taalhelper. Deze man verstaat Engels, maar spreekt alleen Tok Pisin met ons en corrigeert heel consequent elke fout die we maken. Op de foto leert hij ons van alles over het werken in een jungletuin. Gelukkig is het Tok Pisin niet zo’n moeilijke taal en kent het maar ongeveer 2000 woorden. We kennen er nu ongeveer 600 … . Doordenkertje: wat betekent het voor het vertalen van de Bijbel, als een taal slechts 2000 woorden heeft? We zijn benieuwd naar je reactie!

Conditietraining
Trektocht door de jungle
Voor een inwoner van dichtbevolkt Nederland is het moeilijk voor te stellen, maar geasfalteerde wegen zijn er alleen rond de weinige steden die er zijn. Als je deze geasfalteerde wegen verlaat, kom je op hobbelige smalle zandwegen, waar je met auto of truck overheen hobbelt. En als je van deze zandwegen afgaat, beland je meteen in de jungle die doorsneden wordt door honderden looppaadjes. Ik schrijf bewust geen ‘wandel’paadjes, want dat klinkt te gemakkelijk. Op Facebook schreven we over ‘wandelen door de jungle’. Dit is wat we ermee bedoelen: lopen, klauteren, ploeteren, glijden, vallen, opstaan, springen en zweten (want ondertussen is het 35 graden!) tussen de bomen, dwars door de struiken, over en door riviertjes, door diepe dalen, over hoge bergruggen, langs steile afgronden. Glibberig en glad als het net geregend heeft en geen 20m vlak terrein. Ontelbaar veel dorpjes zijn slechts via deze looppaadjes te bereiken. Vandaar dat we hierin getraind worden … Na onze eerste wandeltocht van 2 uur waren we helemaal uitgeput, maar inmiddels hebben we al een keer – bepakt en bezakt – 16 kilometer afgelegd in ca. 6 uur. Nog steeds niets vergeleken bij onze inheemse broeders, die dezelfde afstand blootsvoets (!) in ca. 4 uur afleggen.
Soms door het waterVeel transport gaat over water en daarom is het belangrijk dat je goed kunt zwemmen. En als je sommige overladen veerboten ziet, met de reling 5cm boven het wateroppervlak, besef je dat dit geen luxe is. Een van de doelstellingen van de POC is daarom dat je als volwassene minimaal 1 mijl (= 1,6 km) in zee kunt zwemmen. Deze doelstelling hebben wij beiden inmiddels ruimschoots gehaald.

Overlevingscursus
IKEA-tafel in PNG-stijl
De POC bereidt ons niet alleen voor op het bereiken van jungledorpjes, maar ook op het (over)leven in de jungle, waar we verstoken zullen zijn van de meeste basisluxe die we thuis gewend zijn. Zo hebben we geleerd om onze haus kuk te bouwen (zie foto), een beetje te vergelijken met onze ‘keuken’, complete met IKEA-tafel in PNG-stijl. In de weekends wonen we in deze haus kuk, kopen we eten op de markt en koken en bakken we ons eten op een houtvuurtje ernaast. We improviseren onze eigen koelkast met een bak water en een handdoek die de warmte aan bakjes met eten onttrekt en laten ons houtvuur in de namiddag flink roken om de muggen te verjagen. Het is een kunst apart om bij tropische temperaturen, de aanwezigheid van ratten en kolonnes mieren je voedsel te conserveren.

Op bezoek bij onze wasfemili

Hele mooie ‘real life’ ervaringen hebben we opgedaan met onze wasfemili (gastgezin). Zij ontvingen ons gastvrij in hun huis (zie foto), een eindje lopen in de jungle. De eerste avond hebben wij daar alleen gegeten, de tweede en derde avond hebben we er zelfs een nacht geslapen met ons hele gezin. Back to the basics was het wat de klok sloeg. We hadden overigens de luxe van twee slaapkamers: één voor ons en één voor de kinderen. De liklik haus (het kleine huis, ofwel: de WC) was een hutje rondom een klein gat in de grond, 50m verderop en 10m lager in de jungle. In het gat zwommen duizenden maden. Geen pretje voor als je midden in de nacht ‘even naar de WC’ moet. Maar we hebben het overleefd, en het begint al zelfs een beetje ‘normaal’ te worden… . In de vele gesprekken met onze wasfemili hebben we veel Tok Pisin geoefend en geleerd.

Cultuuronderwijs
Een volgend onderdeel van het POC-programma zijn de colleges over de culturen in PNG en de (enorme) verschillen tussen deze culturen en onze thuiscultuur. Veel van deze colleges leren we meteen ook in de praktijk. Eén van de grootste verschillen die we hier ervaren, is dat in onze thuiscultuur ‘tijd’ zo enorm belangrijk is, terwijl dat hier in de verste verte niet aan de orde is. Zo heeft niemand van de inheemse werkers op de POC een horloge en weten we nooit of ze op tijd komen: ze komen ‘op de zon’. De kerk begint als de belangrijkste mensen van het dorp er zijn. Vorige week hadden we ons gastgezin uitgenodigd in onze haus kuk. Om 13.00u zouden ze komen om bij ons te eten en daarover bestond geen misverstand. Met veel zorg, kunst- en vliegwerk hadden wij op tijd een goede warme maaltijd weten te bereiden, op ons houtvuurtje. En wij wachtten en wachtten en wachtten … Totdat ze uiteindelijk om 18.00u arriveerden. Een excuus was niet aan de orde en wij begrepen: tijd is gewoon niet belangrijk in PNG. Wat veel belangrijker is, is dát je er bent, niet hoe laat je er bent. En ergens … is dat uiterst relaxed ;-).

Vier weken in een jungledorp
Volgende week hopen we voor ongeveer vier weken met ons gezin te verhuizen naar een dorpje. In dit dorpje krijgen we een huis ‘te leen’, waar we te midden van de inheemse bevolking al onze nieuwe kennis en vaardigheden in praktijk kunnen brengen. Het is de bedoeling dat we ‘real life’ ervaren wat het leven in een dorp in PNG betekent voor de mensen die daar wonen. En uiteraard hebben we veel gelegenheid om ons Tok Pisin te beproeven en te verbeteren.
Gedurende deze tijd en de weken daarna zullen we weinig kunnen communiceren met jullie als achterban, omdat we in het dorpje wellicht geen internet hebben en we heel snel daarna gaan verhuizen naar Ukarumpa met alle drukte die daarbij hoort.

Mijn eerste taak in Ukarumpa
Inmiddels is duidelijk wat mijn (Michel) taak zal zijn, zodra we in Ukarumpa aankomen. Ik zal daar mentor worden van een viertal inheemse bijbelvertalers uit de Kumula-taalgroep. Dit is een taalgroep in de Western Province, dat al beschikt over een Nieuwe Testament (sinds 2005) en nu heel graag een Oude Testament wil hebben. Hiervoor krijgen deze vier mannen een training in Ukarumpa en ik zal hen daarbij begeleiden. We zien hier erg naar uit, omdat hiermee eindelijk het eigenlijke werk in beeld komt, waarvoor we hier zijn: het vertalen van Gods Woord in de inheemse talen van Papoea Nieuw Guinea.

‘Domme’ kinderen die niet dom zijn en het risico van een verkeerde toon

Verzamel een groepje van volwassenen die nog niet kunnen lezen, leer hen de letters van het alfabet, laat ze een tijdje oefenen en ze kunnen de Bijbel lezen. Dat is alfabetiseringswerk. Toch?
En Bijbelvertalen: niets anders dan het vinden van de juiste woorden in een andere taal…

Alfabetiseringswerk
Was het maar zo! De praktijk is veel complexer. Het is heel belangrijk dat mensen zelf gemotiveerd zijn om te leren lezen en vooral waarom ze gemotiveerd zijn, wat ze willen doen met het lezen en/of schrijven. Als mensen de Bijbel willen kunnen lezen, is er nog een hele weg te gaan na het leren van het alfabet bijvoorbeeld. Dat is in het Nederlands ook zo, daar hebben we bijna de hele basisschooltijd voor! En wat als het enige boek in hun taal de Bijbel is? Dat maakt het voor mensen niet gemakkelijk om een geoefend lezer te worden!

Door Erna ontworpen lespagina

Door Erna ontworpen lespagina

Wat ook een belangrijk vraag is: welke methode gebruik je om mensen te leren lezen en schrijven? Er is niet een methode die het beste is. Dat is afhankelijk van veel verschillende factoren. Hoe ziet het alfabet eruit? Wat voor mensen willen leren lezen? Mannen of vrouwen, volwassenen of kinderen? Hoe zijn ze gewend te leren? Leren ze het gemakkelijkst in een klaslokaal of liever informeel? Begin je met het alfabet? Misschien begrijpen mensen dan niet dat letters – woorden – zinnen een betekenis hebben en haken ze af. Begin je liever met voorlezen van verhalen om te laten zien dat tekst betekenis heeft?

Er wordt veel geïnvesteerd in alfabetiseringsonderwijs aan volwassenen, maar we hebben ook de kinderen! Als kinderen goed leren lezen en schrijven, hebben ze er een heel leven lang profijt van en kunnen ze ook al jong de Bijbel lezen. Daarom hebben we ook goed nagedacht over het leren lezen en schrijven van kinderen op basisscholen. Hier zijn veel schrijnende situaties. Wereldwijd zijn er miljoenen kinderen die weliswaar naar school gaan, maar daar geen onderwijs krijgen in hun moedertaal. Ze zitten in de klas en luisteren naar onderwijs in een taal, waar ze nauwelijks wat van begrijpen. Het gevolg: slechte resultaten, leraren vinden de kinderen dom, de kinderen leren niets en gaan zelfs achterlopen in hun ontwikkeling, omdat ze hun moedertaal ook niet verder ontwikkelt. Conclusie: deze kinderen hadden meer geleerd, als ze niet naar school waren gegaan … Er valt veel te winnen met goed basisonderwijs in de moedertaal. Maar ook dat is weer makkelijker gezegd dat gedaan.

Dankzij dit vak heb ik (Erna) een veel beter beeld gekregen van wat alfabetiseringswerk inhoudt. En dat het ontzettend belangrijk is om vanaf het allereerste begin te luisteren naar en samen te werken met de mensen zelf. Zij kennen hun eigen cultuur veel beter dan ik en bovendien weten zij wat ze willen, waarvoor ze gemotiveerd zijn en wat werkt in hun situatie. Ik ben er om hun te dienen.

Taalkunde
De laatste maanden stonden voor mij (Michel) in het teken van taal, klankleer en grammatica. In de laatste drie weken hebben we een talenpracticum gedaan, waarin we al onze verworven kennis konden toepassen op het aanleren van het Kinyarwanda (taal in Rwanda). Een van de eigenaardigheden in deze taal is dat de toonhoogte van een lettergreep bepalend kan zijn voor de betekenis van een woord.  Als een werkwoord met een lage toon uitgesproken wordt, bedoelt men ‘heel kort geleden’, maar als hetzelfde woord een hoge toon heeft, betekent het weer ‘lang geleden’. En zeg van een zwangere vrouw niet te snel dat ze een ‘dikke buik’ heeft, want als je de verkeerde toonhoogte gebruikt, dan betekent het woord ‘buik’ plotseling ‘luis’!

werk

Michel analyseert het Kinyarwanda

Dit waren enkele voorbeelden van fonologie (klankleer), maar grammatica is net zo boeiend. Kinyarwanda is namelijk een taal waarin je niet letterlijk woord-voor-woord kunt vertalen. Op een gegeven moment vroeg ik onze Rwandese taalhelper hoe je een bepaalde zin (!) in het Kinyarwanda kon vertalen. Het resultaat was slechts één woord: narahájimukubitanije: ‘een tijd geleden sloeg ik het kind dat daar stond en een voorwerp in zijn handen had’. De betekenis is een beetje banaal, maar het laat goed zien hoe geheel anders een bepaalde taal kan functioneren, dan je in je eigen taal gewend bent.

Het leuke was dat we dit talenpracticum van drie weken in een team van vijf studenten zonder docent en zonder lesboeken moesten uitvoeren. We hadden ‘slechts’ een Rwandese taalhelper tot onze beschikking die ons als ‘native speaker’ vertelde hoe je bepaalde woorden, zinnen en begrippen zegt in het Kinyarwanda. Met behulp van de data die we met hem verzamelden, maakten we een goede start met het analyseren van het Kinyarwanda. Het resultaat: een rapport van ca. 80 pagina’s lezenswaardige stof over het Kinyarwanda en een praktijkvoorbeeld van een situatie, zoals we die binnenkort op het veld kunnen meemaken.

Volgende week hopen we weer terug te gaan naar Nederland voor ons eerste verlof!